Installatie-Instructies Voor Het Hall-Effect Deuronderbrekingssysteem Van De; Serie 50Fy, En954 Categorie Iii - Honeywell SYA14 Series Manual

Installatie-instructies voor het
Hall-effect deuronderbrekingssysteem van de

serie 50FY, EN954 Categorie III

WAARSCHUWING
ONJUISTE INSTALLATIE
• Dit product is ontworpen in overeenstemming met de
technische vereisten van EN954 Categorie III en ANSI
B11.19-1990. Om te voldoen aan deze vereisten,
MOETEN 50FY41 sensors gebruikt worden met de
FYQLA1-140R-3 logische versterker.
• Raadpleeg uw plaatselijke veiligheidsinstelling
aangaande de vereisten bij het ontwerpen van een
machineregelingsverbinding, interface en alle
besturingselementen die de veiligheid beïnvloeden.
• Volg alle installatie-instructies nauwkeurig op.
Het niet nakomen van deze instructies kan leiden tot
dodelijk of ernstig letsel.
ALGEMEEN
Het Hall-effect deuronderbrekingssysteem van
de serie 50FY is een contactloos magnetisch
bedieningssysteem dat bestaat uit drie apparaten: een
sensor, een magnetische aandrijver en een logische
versterker.
De sensor bevat twee Hall-effect geïntegreerde circuits
die onafhankelijk zijn aangesloten. Beide circuits moeten
tegelijkertijd aangezet worden om uitvoer te produceren.
De magnetische aandrijver heeft een gesleuteld
magnetisch veld dat overeen dient te komen met
de sensor om juist te kunnen functioneren. Als de sensor
blootgesteld wordt aan dit gesleutelde magnetische veld
en juist uitgericht is, dan reageert deze met een uitvoer.
De logische versterker bevat een logische
invoercircuitkaart en regelt een relaisuitvoer.
Het invoercircuit accepteert maximaal zes sensors.
Als alle verbonden sensors in werking worden gebracht,
zal het logische circuit de relaiscontacten sluiten. Als er
verbonden sensors zijn die uit zijn,
zal het logische circuit de relaiscontacten openen.
MICRO SWITCH Sensing en regeling
INSTALLATIE-INSTRUCTIES
Stap 1 – Monteer en richt de 50FY als volgt uit:
WAARSCHUWING
ONJUISTE UITRICHTING
Zorg ervoor dat de sensor en de magnetische aandrijver
tegenover elkaar staan en zijn uitgericht om een juiste
bediening te waarborgen. Een scheidingsafstand van
10 mm zal voor een UIT-conditie zorgen,
niettegenstaande de offsetafstand.
Het niet nakomen van deze instructies kan leiden tot
dodelijk of ernstig letsel.
• Monteer en richt de sensor en magnetische aandrijver
uit (zie montage-afmetingen, nominale sensingafstand
en offset versus afstand) binnen de toegestane offset.
NOMINALE SENSINGAFSTAND mm
Offset
Nul
3,8
7,5
OFFSET VERSUS AFSTAND
NUMMER 3
PK 80391
Afstand
2,5
1,3
Nul