Bewegingspatronen In De Basismodus (Modus 1); Staan; Lopen; Gaan Zitten/Zitten - Otto Bock Meridium 1B1-2 Series Instructions For Use Manual

Hide thumbs Also See for Meridium 1B1-2 Series:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 43
Gebruik

9.2 Bewegingspatronen in de basismodus (modus 1)

9.2.1 Staan

De intuïtieve stafunctie herkent die situaties waarin de prothese in de standfase stil wordt
gehouden. De standpositie wordt gestabiliseerd door sterke demping van de dorsale flexie
bij verticaal onderbeen. De plantaire flexie is slechts in geringe mate gedempt om het onder­
been ter correctie van de houding te kunnen terugtrekken in de neutrale stand.
Bij het afrollen naar voren of door het optillen van de prothese van de grond wordt de functie
uitgeschakeld.
Wanneer de prothesedrager vanuit de loopbeweging met de prothesezijde tot stilstand
komt, is het door de stand van de enkel mogelijk dat de knie bij het afrollen van de voet wat
inzakt. Om weer stabiel op het been te kunnen staan, moet het been opnieuw onder het
lichaam worden gebracht en gestrekt, of de hiel moet worden belast.
Tijdens het staan kan de relaxfunctie worden gebruikt (zie pagina 268).

9.2.2 Lopen

De eerste keren dat er met de prothesevoet wordt gelopen, moet dat altijd gebeuren onder
leiding van een geschoolde vakspecialist.
Bij het lopen wordt de demping van de dorsale en plantaire flexie aangepast aan de actuele
gangfase, waardoor een fysiologische loopbeweging mogelijk is.
Ter ondersteuning van de flexie van de knie in de standfase wordt de demping van de plan­
taire flexie tijdens het neerzetten van de hiel versterkt.
In de standfase wordt het onderbeen door een toenemende demping van de dorsale flexie in
een grotere afrolhoek gebracht. Het afrolgedrag wordt automatisch aangepast aan de loop­
snelheid.
Bij de overgang naar de zwaaifase wordt de demping van de plantaire flexie versterkt. Hier­
door wordt voorkomen dat de voorvoet omlaag beweegt en blijft de voet los van de grond.
In de zwaaifase wordt de demping van de plantaire flexie voortdurend aangepast aan de
actuele stand van het onderbeen. Daardoor is het mogelijk de voet op een aangename
manier neer te zetten met een hielhefboom die is afgestemd op de staplengte.

9.2.3 Gaan zitten/zitten

Gaan zitten
1) Zet beide voeten naast elkaar op dezelfde hoogte.
2) Wanneer u gaat zitten, belast beide benen dan evenveel en gebruik de armleggers, voor
3) Beweeg het zitvlak in de richting van de rugleuning en buig het bovenlichaam naar
Zitten
Tijdens het zitten kan de ontlastingsfunctie worden gebruikt. Hierbij beweegt de voorvoet
omlaag om de voet in een natuurlijker stand te brengen (zie pagina 268).

9.2.4 Opstaan

1) Zet de voeten op dezelfde hoogte. Zorg ervoor dat de voet zich recht onder of voor de
2) Buig het bovenlichaam naar voren.
3) Leg de handen op de armleggers, voor zover deze aanwezig zijn.
4) Steun op uw handen en sta op. Belast beide voeten daarbij evenveel.
266
zover deze aanwezig zijn.
voren.
knie bevindt en dat de voeten evenveel worden belast.
INFORMATIE: Wanneer de prothesevoet verder naar achteren wordt gezet dan
recht onder de knie, kan het enkelscharnier blokkeren.
1B1-2=* Meridium

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents