Gebruik
9.2.9 Achteruitlopen
Wanneer er achteruit wordt gelopen, maakt de voet vanuit de standfase een plantaire flexie
mogelijk. Als vervolgens de tenen worden neergezet, geeft het enkelscharnier in dorsale
flexierichting mee tot de neutrale stand is bereikt.
9.2.10 Staan op een hellende ondergrond
Staan op een hellende ondergrond onderscheidt zich niet van staan op een vlakke onder
grond. De voet blokkeert in dorsale flexie bij loodrecht onderbeen. Om de voorvoet omlaag
te bewegen (bijv. wanneer u staat op een aflopende helling), moet u de hiel belasten.
Om vanuit stand op een aflopende ondergrond verder te lopen, moet u een van de volgende
bewegingen maken:
•
•
Bij het staan op een hellende ondergrond kan de ontlastingsfunctie worden gebruikt (zie
pagina 268).
Door het dragen van schoenen met een hak wordt de neigingshoek beperkt. Een verticaal
onderbeen is in bepaalde gevallen dan ook niet mogelijk.
9.2.11 Knielen
Wanneer het been met het scharnier naar achteren wordt gebogen, wordt de demping van
de plantaire flexie verminderd en kan de voet onder een hoek worden geplaatst, zodat het
onderbeen platter op de grond kan worden gelegd.
9.2.12 Ontlastingsfunctie
Wanneer de hiel langer dan twee seconden gelijkmatig wordt belast zonder dat er een
beweging wordt gemaakt, beweegt de voorvoet omlaag, zodat de voet in een natuurlijker
stand komt te staan.
Mogelijke toepassingen zijn: zitten met de hiel voor de knieas, tijdens het staan ergens
tegenaan leunen en staan op een aflopende ondergrond.
9.3 MyModes
Met de instelsoftware kunnen naast de basismodus (modus 1) verschillende MyModes worden geactiveerd en
geconfigureerd, die door de patiënt kunnen worden opgeroepen met de Cockpit App of een bewegingspatroon.
Het omschakelen via bewegingspatronen moet in de instelsoftware worden geactiveerd.
268
Zet de eerste stap met de prothesezijde.
Breng met de prothesezijde gericht een afrolbeweging teweeg.
De prothesevoet geeft dan in dorsale flexie mee om het mogelijk te maken dat het
lichaamszwaartepunt omlaag beweegt, voordat de hiel van het andere been de grond
raakt.
1B1-2=* Meridium