ZOLL Cool Line CL-2295AE/8700-0781-40 Instructions For Use Manual page 47

Intravascular heat exchange catheter kit
Table of Contents

Advertisement

1.
De katheter moet zodanig worden gepositioneerd dat de distale
tip van de katheter zich in de vena cava superior bevindt, en wel
boven de plaats waar de vena cava superior uitmondt in het
rechteratrium en parallel aan de vaatwand. Er moet aan de hand
van röntgenonderzoek worden vastgesteld dat de katheter zich
niet in het rechteratrium of rechterventrikel bevindt. De distale
tip van de katheter moet hoger dan de vena azygos of, indien
beter gevisualiseerd, de carina van de trachea worden
gepositioneerd.
2.
Mogelijke complicaties bij centraal-veneuze katheters zijn
onder meer: atrium- of ventrikelperforatie, harttamponnade,
luchtembolie, katheterembolie, laceratie van de ductus
thoracicus, bacteriëmie, septikemie, trombose, onbedoelde
arteriepunctie, hematoomvorming, hemorragie, zenuwletsel
en ritmestoornissen.
3.
Alle luerlockaansluitingen en -doppen moeten goed aangedraaid
zijn om luchtembolie of vloeistof- of bloedverlies te voorkomen.
4.
Gebruik nooit overmatige kracht bij het verplaatsen van de
katheter of de voerdraad. Als weerstand wordt ondervonden,
moet een röntgenfoto worden gemaakt om de oorzaak van
de weerstand te vinden.
5.
Passage van de voerdraad tot in de rechterhelft van het hart
kan ritmestoornissen, rechterbundeltakblok of vaatwand-,
atrium- of ventrikelperforatie veroorzaken.
6.
Gebruik uitsluitend steriele fysiologische zoutoplossing om de
katheter te primen. Dit is de vloeistof die in de katheter circuleert.
7.
De katheter moet regelmatig worden geïnspecteerd op
flowsnelheid, goede bevestiging van het verband, correcte
katheterpositie en goed aangedraaide luerlockaansluitingen.
Bepaal aan de hand van de centimeterstreepjes of de positie
van de katheter is veranderd. Een mogelijk risico van ballon-
katheters met meerdere lumina is dat de patiënt geen
therapie krijgt, bijvoorbeeld omdat het geneesmiddel niet
door de infuuslumina wordt geïnfundeerd.
8.
Er kan alleen door middel van röntgenonderzoek worden
bevestigd dat de kathetertip het hart niet is binnengekomen
of zich niet langer parallel aan de vaatwand bevindt.
Als de positie van de katheter is veranderd, moet een
röntgenonderzoek worden uitgevoerd om de positie van
de kathetertip te bevestigen.
9.
Sluit bij afname van bloedmonsters tijdelijk de resterende
infuuspoorten waarlangs oplossingen worden geïnfundeerd.
10. Gebruik uitsluitend een spuit van 30 ml of kleiner om
bloedmonsters af te nemen.
11. Alcohol en aceton kunnen de structuur van het schachtmateriaal
verzwakken. Wees daarom voorzichtig bij het infunderen van
alcoholhoudende geneesmiddelen of bij gebruik van alcohol
of aceton bij de routinematige zorg en het routinematige
onderhoud van de katheter. Er mag geen alcohol worden
gebruikt om klonters uit de katheter te verwijderen.
12. Gebruik uitsluitend de ZOLL-hechttab en -clip uit de kit
om beschadiging van de katheter te voorkomen.
13. Gebruik van een spuit kleiner dan 10 ml om een verstopte
katheter te irrigeren of van klonters te ontdoen, kan tot
intraluminale lekkage of katheterbreuk leiden.
14. Infundeer niet door de oranje IN- en OUT-luerlockaansluitingen,
omdat de patiënt op die manier geen therapie krijgt.
15. Koorts kan een infectieuze en/of niet-infectieuze oorzaak
hebben bij patiënten. De mitigatie van koorts als teken van
mogelijke infectie maakt het nodig dagelijks een uiterst
nauwgezette beoordeling van andere tekenen van infectie
uit te voeren.
16. Voorzichtigheid is geboden bij het infunderen van genees-
middelen die door lage temperaturen (zo laag als 4 °C)
kunnen worden beïnvloed. Mannitolhoudende oplossingen
zijn temperatuurgevoelig en mogen niet via de katheter worden
toegediend, behalve bij een snelle 'push' met een concentratie
van maximaal 20% mannitol, gevolgd door doorspoelen met
een fysiologische zoutoplossing. Bij toediening van een
mannitolconcentratie van meer dan 20% via druppelinfuus
of infuuspomp moet een aparte lijn worden gebruikt.
17. Harttamponnade: plaatsing van verblijfskatheters in het rechter-
atrium is een praktijk die tot hartperforatie en harttamponnade
kan leiden. Artsen die centraal-veneuze katheters plaatsen,
moeten zich bewust zijn van deze potentieel dodelijke complicatie
voordat ze de katheter te ver opvoeren in verhouding tot de
grootte van de patiënt. De werkelijke positie van de tip van
de verblijfskatheter moet na plaatsing worden bevestigd met
een röntgenfoto. Centraal-veneuze katheters mogen niet in
het rechteratrium worden geplaatst, tenzij dat specifiek nodig
is voor speciale relatief korte procedures, zoals de aspiratie
van luchtemboli tijdens neurochirurgie. Dergelijke procedures
zijn echter risicogevoelig en moeten nauwlettend worden gevolgd
en gecontroleerd.
18. De katheter is gecoat met heparine. Dit kan reeds bestaande
heparinegeïnduceerde trombocytopenie (HIT) induceren
of verergeren.
WAARSCHUWING. Bij het verbinden van infuus-/injectie-
systemen met ZOLL-katheters mag de druk niet hoger zijn
dan 689 kPa/100 psi.
19. Bij patiënten die worden onderkoeld, kan de hypothermie
zelf bepaalde ziektebeelden verergeren. Er moet voor worden
gezorgd dat de homeostase van de patiënt tijdens hypothermie
op juiste wijze wordt gevolgd.
Hartritmestoornissen – zowel bradycardie als ventriculaire
tachyaritmie.
Stollings- en coagulatiefunctie. Patiënten met een risico
van verstoring van de stollings- of coagulatiefunctie
moeten tijdens hypothermie nauwlettend worden gevolgd.
Bloedgas- en pH-analyse. Hypothermie wijzigt pH
en PaCO
in rust. Artsen moeten zich bewust zijn van
2
de invloed van de temperatuur op het testresultaat.
Langdurige hypothermie onderdrukt de immuunreactie
en longfunctie.
20. Het manipuleren, opvoeren en/of terugtrekken van de gecoate
voerdraad door een metalen canule of naald moet worden
vermeden. Het manipuleren, opvoeren en/of terugtrekken
door een metalen hulpmiddel kan leiden tot vernietiging
en/of loskomen van de buitencoating, waardoor materiaal
van de coating in het vaatstelsel achterblijft. Dit leidt mogelijk
tot ongewenste voorvallen (zie hieronder), die een bijkomende
ingreep kunnen vereisen.
Steriele ontsteking of granulomen op de toegangsplaats
Longembolie
Longinfarct
Myocardiale embolie
Myocardinfarct
Embolische beroerte
Herseninfarct
Weefselnecrose
Overlijden
WAARSCHUWING: Intraluminale lekkage
Intraluminale lekkage tussen de lumina met de fysiologische
zoutoplossing en de infuuslumina is een zeldzaam,
maar potentieel katheterdefect. Bij een dergelijk defect komt
steriele fysiologische zoutoplossing uit het koelcircuit in de
patiënt terecht. Intraluminale lekkage gaat meestal gepaard
met een alarm betreffende vloeistofverlies waardoor het systeem
tot stilstand komt. ONDERZOEK ALTIJD ALARMEN OVER HET
VLOEISTOFPEIL. Het koelcircuit is een gesloten lussysteem –
alarmen over vloeistofverlies wijzen meestal op een breuk
ergens in deze gesloten lus. Controleer bij een alarm over
vloeistofverlies de integriteit van zowel de katheter als
de opstartkit (zie hieronder).
47/131

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Cool line cl-2295co/8700-0781-14

Table of Contents