ZOLL Quattro IC-4593AE/8700-0783-40 Operation Manual page 48

Intravascular heat exchange catheter kit
Table of Contents

Advertisement

Let op. Gebruik geen voerdraad van meer dan 0,032 inch
(0,81 mm) met de katheter.
2.
Houd de voerdraad op zijn plaats en verwijder de
introducerkatheter.
Let op. Behoud altijd een stevige grip op de voerdraad.
3.
Vergroot de in de huid gemaakte punctieplaats met de scherpe
kant van een scalpel dat uit de buurt van de voerdraad is
geplaatst. WAARSCHUWING. Snijd niet in de voerdraad.
Gebruik een vaatdilatator om de plaats zo nodig te vergroten.
Laat de vaatdilatator niet zitten zoals een verblijfskatheter om
het risico van mogelijke vaatwandperforatie tot het minimum
te beperken.
4.
Rijg de tip van de katheter over de voerdraad. Behoud altijd een
voldoende stevige grip op de voerdraad tijdens het inbrengen
van de katheter. Pak de tip van de katheter dicht bij de huid
vast en voer de katheter op in de ader. Plaats uw vingers net
proximaal van de ballon en ga verder met het opvoeren van
de katheter over de voerdraad.
5.
Gebruik de centimeterstreepjes op de katheter als
referentiepunten voor positionering en voer de katheter ten
minste tot de 18cm-markering op, om te verzekeren dat de
proximale infuuspoort in het bloedvat is.
6.
Houd de katheter op de gewenste diepte en verwijder de
voerdraad. Als na plaatsing van de katheter weerstand wordt
ondervonden bij het verwijderen van de voerdraad, zit er
mogelijk een knik in de voerdraad bij de tip van de katheter.
Als er weerstand wordt ondervonden, trekt u de katheter
ongeveer 2 à 3 cm ten opzichte van de voerdraad terug
en probeert u de voerdraad te verwijderen. Als er opnieuw
weerstand wordt ondervonden, verwijdert u de voerdraad
tegelijk met de katheter.
Let op. Oefen geen overmatige kracht uit op de voerdraad.
7.
Controleer na verwijdering of de voerdraad intact is.
8.
Controleer de plaatsing van de katheter als volgt: sluit een
spuit op de distale infuusluerconnector aan en aspireer
totdat een onbelemmerde flow van veneus bloed zichtbaar is.
Sluit de infuusluerconnector aan op de juiste luerlocklijn
zoals vereist. De ongebruikte infuuspoort kan volgens het
gebruikelijke ziekenhuisprotocol worden 'vergrendeld' met
de injectiedop. De slang is voorzien van een schuifklem
waarmee de flow door de infuusluerconnector kan worden
afgesloten wanneer wijzigingen aan de lijn en de injectiedop
worden aangebracht.
Let op. Om het risico van beschadiging van de slang als
gevolg van overmatige druk te minimaliseren, moet de klem
worden geopend voordat met een infuus door de luerconnector
wordt gestart.
Let op. Klem of sluit de IN- of OUT-lijnen niet af. Dit kan tot een
verstopte lijn en een mogelijk defect leiden.
9.
Fixeer voorlopig de insteekplaats en de katheter en leg een
verband aan.
10. Verifieer de positie van de kathetertip onmiddellijk na plaatsing
met behulp van een thoraxfoto. Het röntgenonderzoek moet
aantonen dat de katheter zich in de vena cava inferior bevindt,
met het distale uiteinde van de katheter parallel aan de wand
van de vena cava. Als de kathetertip verkeerd is geplaatst,
positioneert u de tip opnieuw en verifieert u nogmaals.
11. De proximale radiopake markering geeft het proximale uiteinde
van de ballon aan. Verifieer dat de ballon zich volledig in het
bloedvat bevindt. Als de katheter verkeerd is geplaatst,
positioneer hem dan opnieuw en verifieer nogmaals.
12. Zet de katheter vast op de patiënt. Gebruik de zijvleugels op het
aanzetstuk als primaire hechtplaats om het risico van migratie
van de katheter tot het minimum te beperken.
13. De ZOLL-hechttab en -clip kunnen ook worden gebruikt
als extra bevestigingspunt. Controleer of de katheterbody goed
vastzit en niet verschuift.
48/129
Let op. Gebruik uitsluitend de in de kit meegeleverde ZOLL-
hechttab en -clip. De katheter kan beschadigd raken als andere
tabs of clips worden gebruikt.
Let op. Hecht niet direct op de buitenkant van de katheter om
het risico van een ingesneden of beschadigde katheter of een
belemmerde flow in de katheter te minimaliseren.
14. Leg een verband aan op de punctieplaats volgens het
ziekenhuisprotocol. Verzorg de insteekplaats door het verband
op aseptische wijze nauwgezet regelmatig te verwisselen.
15. Noteer in het patiëntendossier de lengte van de verblijfskatheter
en gebruik daarbij de centimeterstreepjes op de katheterschacht
als referentie. Regelmatige visuele beoordeling is nodig om te
controleren of de katheter niet is verschoven.
16. Bevestig een geprimede opstartkit aan de katheter: sluit de
mannelijke luerconnector van de opstartkit aan op de vrouwelijke
IN-luerconnector (aangeduid als 'IN') van de katheter. Sluit de
vrouwelijke luerconnector van de opstartkit aan op de mannelijke
OUT-luerconnector (aangeduid als 'OUT') van de katheter.
Er zijn witte 'ZOLL'-tags losjes aangebracht op de IN- en OUT-
verlengslangen om ze te helpen identificeren.
Opmerking. De IN- en OUT-luerconnectors van de opstartkit
zijn uitsluitend bestemd voor aansluiting op de IN- en OUT-
luerconnectors van de katheter. Ze hebben speciale
aansluitingen van ZOLL en zijn oranje van kleur voor
een gemakkelijke identificatie.
17. Zorg dat er voldoende steriele fysiologische zoutoplossing
aanwezig is bij de uiteinden van de luerconnectors om
een luchtvrije aansluiting te maken. Raadpleeg de
bedieningshandleiding.
WAARSCHUWING. Als de verbinding van de opstartkit met
de katheter niet op juiste wijze wordt gemaakt, kan dit leiden
tot een defecte katheter. Bevestig de (oranje) luerconnectors
van de opstartkit niet aan de donkerblauwe, witte of bruine
luerconnectors.
Let op. Bevestig de opstartkit niet aan de distale poort.
Let op. Plaats geen plugkraantjes in de lijn die per ongeluk
kunnen worden gesloten. Dit kan tot een verstopte lijn en een
mogelijk defect leiden.
18. Pomp fysiologische zoutoplossing door de opstartkit en de
katheter om te controleren of alle aansluitingen goed vastzitten
en er geen lekken zijn. Zorg dat alle resterende lucht uit het
systeem wordt verdreven zoals beschreven in de
bedieningshandleiding.
De katheter loskoppelen van de console
1.
Stop met het circuleren van fysiologische zoutoplossing
door de katheter.
2.
Koppel de opstartkit los van de katheter.
3.
Om de aansluitingen steriel te houden, zet u onmiddellijk
steriele luerdoppen op de luerconnectors van zowel de katheter
als de opstartkit, of sluit u de IN- en OUT-luerconnectors op
elkaar aan.
De katheter opnieuw met de console verbinden
1.
Neem de luerdoppen van de luerconnectors van de katheter en
opstartkit. Werp de luerdoppen weg of koppel de IN- en OUT-
luerconnectors van elkaar los.
2.
Bevestig de opstartkit aan de katheter: sluit de mannelijke
luerconnector van de opstartkit aan op de vrouwelijke
IN-luerconnector van de katheter. Sluit de vrouwelijke
luerconnector van de opstartkit aan op de mannelijke OUT-
luerconnector van de katheter. De IN- en OUT-luerconnectors
van de opstartkit en de katheter zijn oranje van kleur. Zorg dat
er voldoende steriele fysiologische zoutoplossing aanwezig
is bij de uiteinden van de luerconnectors om een luchtvrije
aansluiting te maken.

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Quattro ic-4593co/8700-0783-14

Table of Contents