Otto Bock 8E38 8 Series Instructions For Use Manual page 139

2.1.3 Pols ontgrendelen/vergrendelen (8E43=*)
2.1.4 Programmabeschrijving
Bij deze grijpcomponenten kan de orthopedisch instrumentmaker 6 verschillende besturingsvari­
anten instellen.
Overzicht besturingsvarianten
• Programma 1: DMC plus Sensorik (besturing met twee elektroden)
• Programma 2: AutoControl - LowInput (besturing met twee elektroden, met elektrode en
schakelaar of met alleen een schakelaar)
• Programma 3: AutoControl (besturing met een elektrode, een lineair besturingselement of een
schakelaar)
• Programma 4: VarioControl (besturing met een elektrode of een lineair besturingselement)
• Programma 5: VarioDual (besturing met twee elektroden)
• Programm 6: DMC plus Sensorik uitschakelbaar (besturing met twee elektroden)
2.1.4.1 Programma 1: DMC plus Sensorik
Programma 1 wordt het vaakst gebruikt. De belangrijkste functionaliteiten worden hieronder
beschreven.
• De snelheid van openen en sluiten van het product wordt gestuurd door de sterkte van de
spierspanning. Daardoor is grijpen eenvoudig en werkt het natuurlijk.
• De sterkte van de spierspanning bepaalt de kracht waarmee een object in het product wordt
vastgehouden. Kleine en breekbare voorwerpen kunnen daardoor zonder enig probleem wor­
den vastgehouden.
Besturing met 2 elektroden
Deze besturing komt overeen met die van DMC plus met geïntegreerde 'virtuele handschakelaar'
(Dynamic Mode Control), maar heeft daarnaast ook het greepstabilisatiesysteem met SUVA-sen­
soren. De grijpsnelheid of ook de grijpkracht wordt bepaald door de hoogte van het elektrodesig­
naal (resulterend uit de spierspanning). Na een grijpbeweging met maximale grijpkracht wordt de
inschakeldrempelwaarde in de OPEN-richting verhoogd (de virtuele handschakelaar). De verho­
ging vermindert het risico dat de hand met ongewilde spiersignalen wordt geopend. De grijpze­
kerheid, bijvoorbeeld bij het vasthouden van bestek, neemt zo toe.
Openen: proportioneel via de OPEN-elektrode
Sluiten: proportioneel via de DICHT-elektrode
Voorbeeld Bij een laag spiersignaal wordt de laagste grijpkracht (10 N) gebruikt voor het grij­
1: pen van een voorwerp. Herkennen de sensoren een verandering in de positie van
het voorwerp, dan wordt de grijpkracht zo nodig automatisch bijgestuurd tot 1,5
maal de aanvankelijke grijpkracht (15 N). FlexiGrip werkt vanaf 20 N. Bij het weg­
Het individuele strekken en buigen van de pols
kan in 5 verschillende standen vergrendeld
worden (in stappen van 20°).
1) Druk de ontgrendelingsknop in de richting
van de pijl.
2) Houd de ontgrendelingsknop in de richting
van de pijl gedrukt en beweeg de grijpcom­
ponent naar de gewenste stand. Vergren­
deling vindt vanuit de neutrale positie
plaats bij 20° en 40° in elke richting.
3) Als de ontgrendelingsknop wordt losgela­
ten, vergrendelt de grijpcomponent zich in
de betreffende stand.
139