Otto Bock Empower 1A1-1 Instructions For Use Manual page 117

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 23
Parameter
Timing traag vermogen
Cadansbereik
Neerzetten van de teen
Virtuele
dorsi
/plantair­
flexie
Aanbevolen instellingen voor TF-prothesen
Timing snel vermogen: Verhoog de basisinstelling naar ca. 55. Controleer of ongeveer halverwege de
standfase het extensiemoment wordt bereikt en of de timing bij het oplopen van een hellingbaan in orde is.
Neerzetten van de teen: Stel de waarde in op 0. Dit voorkomt actieve plantairflexie bij achteruitlopen, bij het
maken van draaibewegingen en bij het omschakelen van de ene MyMode van het prothesekniescharnier naar
het andere via een bewegingspatroon.
Virtuele dorsi /plantairflexie: Verlaag de waarde in stappen van 5, als het prothesekniescharnier halverwe­
ge de standfase niet in gang wordt gezet. Controleer de protheseopbouw.
Bij het aflopen van een hellingbaan wordt het kniescharnier ondanks een correcte protheseopbouw
niet gebogen: Verhoog de weerstand bij het neerzetten van de hiel of zet een hielwig in om de hielcompres­
sie te verminderen. Controleer daarna of de voet bij het lopen op een vlakke ondergrond goed wordt afgerold.
Alarm voor laadtoestand (STAP 3)
INFORMATIE
Het alarm voor een lage laadtoestand wordt gegeven, als er nog maar een paar stappen kunnen worden gezet
voordat de accu leeg is, en als de prothesevoet wordt ingeschakeld bij een lage laadtoestand. Het alarm wordt
alleen gegeven bij stilstand en niet tijdens het lopen.
► De prothesevoet geeft één alarmsignaal en trilt 3 seconden: Er kunnen nog ca. 400 stappen worden
gezet.
► De prothesevoet geeft twee keer een alarmsignaal en trilt twee keer 3 seconden: Er kunnen nog ca.
150 stappen worden gezet.
Empower 1A1-1
Beschrijving en manier van instellen
Beïnvloedt het tijdstip van de actieve plantairflexie bij langzaam
lopen.
Als de actieve plantairflexie bij langzaam lopen meer
naar boven dan naar voren is gericht: Verhoog de waar­
de.
Als de actieve plantairflexie niet steeds op dezelfde
manier functioneert: Verlaag de waarde.
Beïnvloedt de toename van de energietoevoer op basis van de
instellingen voor langzaam lopen ("Traag vermogen") en snel
lopen ("Snel vermogen"). Kan worden verhoogd om de maxi­
male energietoevoer bij langzaam lopen te bereiken.
Als de waarden voor snel lopen of virtuele plantair­
flexie voor het oplopen van trappen zijn verhoogd:
Verhoog de waarde voor het cadansbereik om de actieve
plantairflexie op een vlakke ondergrond aan te passen.
Ondersteunt het oplopen van trappen en het aflopen van zeer
steile hellingbanen. De actieve plantairflexie voor het oplopen
van trappen wordt alleen in gang gezet, als de patiënt de voor­
voet sterk belast zonder eerst de hiel belast te hebben.
Als de patiënt de actieve plantairflexie bij het oplopen
van trappen niet in gang kan zetten: Verhoog de waar­
de.
Als de patiënt de actieve plantairflexie ongewild in
gang zet terwijl hij staat of draait op een vlakke
ondergrond: Verlaag de waarde.
De virtuele dorsi-/plantairflexie heeft dezelfde invloed als het
buigen van de prothesevoet. Positieve waarden staan voor vir­
tuele plantairflexie en negatieve waarden voor virtuele dorsi­
flexie. Wijziging van de waarden beïnvloedt zowel de sterkte
van de actieve plantairflexie als het tijdstip waarop deze in
gang wordt gezet.
Als de actieve plantairflexie bij het oplopen van trap­
pen onvoldoende is of bij alle loopsnelheden niet
steeds op dezelfde manier functioneert: Verhoog of
verlaag de waarde om na te gaan waar het probleem zit.
Gebruiksklaar maken
Standaardinstelling
22%
gewichtsafhanke­
lijk
100 %
0 %
117

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents