Bard COVERA PLUS Instructions For Use Manual page 32

Afbeelding 9
11. Activeer het stentvrijgavemechanisme langzaam en zorgvuldig door het grote wiel aan de bovenkant van de handgreep terug
te draaien.
OPMERKING: Voor nauwkeurige plaatsing kan er een subtiele herpositionering worden uitgevoerd tijdens de
eerste wielactivering terwijl de beklede stent nog steeds gecomprimeerd is in de katheter.
Na plaatsing van ongeveer 15 mm wacht u enkele seconden om het distale einde van de beklede stent volledig te laten
uitzetten. Zorg ervoor dat de beklede stent tegen de wand geappositioneerd is voordat u de plaatsing voltooit (afbeelding 10).
Afbeelding 10
12. Voltooi de plaatsing van de beklede stent ofwel met het grote wiel (langzame vrijgave) of schakel over op het kleine wiel voor
een snellere vrijgave.
OPMERKING: Er kunnen hogere wrijvingskrachten optreden bij beklede stents van grotere lengte.
13. Verwijder het inbrengsysteem voorzichtig onder fluoroscopie terwijl u de voerdraadtoegang in stand houdt.
14. Postdilateer de beklede stent met een angioplastiekballon van de juiste maat om volledige appositie tegen de wand van het
referentievat te verkrijgen. Vermijd ballondilatatie in het gezonde, niet door stenose aangetaste segment van de ader.
OPMERKING: Aanbevolen wordt om de PTA-ballonkatheter door de geplaatste beklede stent onder fluoroscopie
op te voeren, om te verzekeren dat de beklede stent goed in positie blijft.
15. Gebruik de standaardprocedures om de locatie en doorgankelijkheid van de beklede stent te verifiëren.
INFORMATIEKAART PATIËNTIMPLANTAAT
Deze gebruiksaanwijzing bevat een Informatiekaart patiëntimplantaat. Vouw voorzichtig langs de perforaties en haal
de implantaatinformatiekaart eruit.
De gegevens over de patiënt, het implantaat en de medische instelling moeten op de kaart worden genoteerd. Zorg ervoor
dat er een aftrekbare sticker van het productetiket op de kaart wordt geplakt voordat deze aan de patiënt wordt overhandigd.
De sticker bevat belangrijke informatie over het implantaat.
De patiënt moet de implantaatinformatiekaart bij zich dragen en deze aan al het medische personeel laten zien dat betrokken
is bij de zorg.
32