– wijzigingen van de therapiedruk.
Voer de kalibratie steeds uit bij warmgelopen apparaat (ca. 20 minuten na het
inschakelen).
Voer de kalibratie van de zuurstofsensor eenmaal dagelijks uit om weersinvloeden op de
meetresultaten te voorkomen. Het apparaat herinnert u dagelijks met een
overeenkomstige melding eraan de kalibratie uit te voeren. Deze melding verschijnt ook
wanneer:
– het apparaat van te voren van de stroomvoorziening werd gescheiden
– sinds de laatste kalibratie 24 uur voorbij zijn gegaan
– de zuurstofsensor elektrisch van het apparaat gescheiden en weer aangesloten
werd.
De sensor wordt bij 21 % zuurstofpercentage gekalibreerd (omgevingslucht). Om dit te
waarborgen, wordt tijdens de kalibratie de zuurstoftoevoer door het veiligheidsventiel
geblokkeerd.
7.3.2 Voorzorgmaatregelen
Tref voor de kalibratie de volgende voorzorgmaatregelen:
1. Sluit de zuurstofbron af.
2. Gebruik het apparaat gedurende ca. 2 minuten zonder zuurstofinvoer om de
resterende zuurstof uit het apparaat te spoelen.
7.3.3 Kalibratie uitvoeren
Ga voor de kalibratie als volgt te werk:
1. Controleer of de zuurstofsensor aangesloten is.
2. Gebruik van het apparaat.
3. Druk op de menutoets
O
-Sensor kalibreren.
2
. De selectiebalk staat op
NL
Functiecontrole
191