7.2.3 Flowmeting resp. flowsensoren/druksensoren controleren
(lekkagesysteem met lekkageadapter voor standaardconus)
188
NL
Functiecontrole
4. Schuif met behulp van de draaiknop de zwarte
selectiebalk op Functiecontrole en druk op ENTER.
5. Bevestig de functiecontrole in het volgende venster.
Er gaat een meldingenvenster open Functiecontrole
bezig !. De restduur van de functiecontrole wordt
weergegeven.
6. Bij een succesvol beëindigde functiecontrole verschijnt
de melding Functiecontrole o.k.!.
Wanneer de functiecontrole niet succesvol verloopt,
verschijnt de melding Apparaatsysteem niet
plausibel. Zie in dit geval het hoofdstuk „8.1
Storingen" op pagina 194.
7. Druk op de menutoets om terug te keren naar de
standaardweergave.
1. Sluit het slangsysteem aan op het apparaat.
2. Steek de meegeleverde testadapter op de
patiëntaansluiting.
3. Voer de volgende stappen als onder
„7.2.2Flowmeting c.q. flowsensors/druksensors
controleren (lekkagesysteem)" vanaf stap 2
beschreven uit.