5.13 Na het gebruik
1. Schakel het apparaat in stand-by door de in-/uitschakeltoets ca. 2 seconden lang
ingedrukt te houden tot het blaaswerk uitschakelt. Op het display verschijnt de duur
van de laatste therapie. Vervolgens schakelt het apparaat in de stand-by-modus.
174
NL
Bediening
2. Schakel het therapieapparaat in en adem normaal
verder. Het symbool A
verschijnt in het display. Het apparaat stelt eerst een
constante druk van 4 hPa beschikbaar en analyseert
het ademritme van de patiënt.
Zodra het apparaat het ademritme van de patiënt heeft
herkend (na 10-20 ademhalingen), stelt het de
voorgeschreven therapiedruk in precies dit ritme ter
beschikking.
Wanneer het ademritme tijdens de therapie verandert,
herkent het therapieapparaat dit automatisch en voert
een hernieuwde analyse uit. Het symbool A
weer in het display. Ook tijdens deze fase kan de patiënt
normaal verder ademen. De druk wordt weer gedurende
10-20 ademhalingen op 4 hPa gedaald. Zodra het
apparaat het nieuwe ademritme heeft herkend, stelt het
de therapiedruk in dit nieuwe ritme ter beschikking.
2. Koppel de beademingsingang los van het
slangsysteem en het slangsysteem los van het
apparaat.
3. Reinig de beademingsingang, het slangsysteem en het
apparaat volgens de gebruiksaanwijzing. Zie hiervoor
ook paragraaf „Hygiënische voorbereiding" op pagina
179.
A
(automatische analyse)
A
verschijnt