4 - WERKING
f - SWW schema
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het bedieningspaneel of de parameters van het SWW bezettingsschema (P720 tot P732,
zie § 7.1)
Voorbeelden van SWW schema
Stap #
MAA
1
X
2
X
3
X
4
1
2
3
MAA
DIN
WOE
DON
VRIJ
ZAT
ZON
Vak
Normale SWW setpoint
Warm tapwater Eco-setpunt
Anti-legionellaprogramma
Ruimte verwarmen/koelen
4.2.15 - Master / Slave
a - Installatie
Met een master/slave-installatie kunnen meerdere units parallel
worden aangesloten: een master-unit kan verschillende slave-units
regelen.
Dit type installatie moet dezelfde unituitvoering bevatten (bijvoorbeeld
allemaal 4 kW units of allemaal 12 kW units, maar geen combinatie
van verschillende uitvoeringen).
Het master/slave bedrijf is niet compatibel met Sanitair Warm Water
productie.
A l l e e n d e m a s t e r u n i t k a n w o r d e n g e m o n t e e r d m e t
bedieningspaneelopties. Als de slave-units zijn besteld met een
bedieningspaneel, dan moet dit worden uitgeschakeld.
Een extra gemeenschappelijke water uittredetemperatuursensor
moet ter plekke worden gemonteerd op de gemeenschappelijke
leidingen.
Accessoire
Weerstand = 5 kohm
Karakteristieken
Kabellengte = 15 m
Elektrische
- Zoe § 3.7 - Master/Slave-installatie
aansluitingen
- Zoe § 3.7 - Master/Slave-installatie
Instellingen
De RS485 communicatiekabel (apart leverbaar) moet zijn
aangesloten op elke unit.
Weekdag en feestdag
DIN
WOE
DON
X
X
X
X
X
X
X
X
X
4
5
6
7
8
9
VRIJ
ZAT
ZON
X
X
X
X
X
X
10
11
12
13
14
15
b - Regeling
Alle apparaten die zijn gemonteerd in dezelfde master/slave-groep
delen hetzelfde bedrijfstype en hetzelfde setpoint.
De master-unit is verbonden met een bedieningspaneel dat op
afstand kan zijn gemonteerd. Het "Master"-bedieningspaneel is het
besturingspunt voor alle andere units in dezelfde master/slave-groep.
Dit houdt in dat het bedrijfstype (koeling/verwarming) en het
watersetpunt dat is bepaald door de master wordt overgebracht naar
de andere "slave"-units.
Wanneer er ten minste twee units zijn geconfigureerd in de
master/slave-groep, dan kan worden aangegeven op welke
manier de compressoren worden gestart. Er zijn drie
compressorbesturingsmethodes beschikbaar.
Compressoren kunnen worden gestart:
Gebaseerd op adresconfiguratie: de master unit wordt eerst gestart.
Daarna worden de slave-units in volgorde gestart (te beginnen met
slave 1 en eindigend met, bijvoorbeeld, slave 3). Bij het stoppen
wordt de laatste slave het eerste gestopt – de Master is de laatste
unit die stopt.
Volgens slijtagefactor: de units worden in volgorde gestart op basis
van de slijtagefactor. Als de systeemvraag toeneemt, dan start het
apparaat met de laagste slijtagefactor het eerst en wanneer de
systeemvraag afneemt, dan stop het apparaat met de hoogste
slijtagefactor het eerst.
Gelijktijdig: alle units starten en stoppen op hetzelfde moment.
Het verhogen of verlagen van de compressorfrequentie gebeurt op
alle apparaten gelijktijdig.
Zie de gebruiksaanwijzing van het bedieningspaneel meer
bijzonderheden over het Master/Slave-pictogram op het
bedieningspaneel.
LET OP:
In het geval van een storing in de master/slave-communicatie,
zal de Master ofwel werken in de standalone modus ofwel blijft
hij doorgaan met werken met de andere slave-units die nog wel
communiceren. De betrokken Slave unit stopt al zijn
werkzaamheden.
Begintijd
Vak
X
02:30
X
15:00
X
20:30
X
06:00
16
17
18
19
20
21
Eindtijd
06:30
17:00
22:30
10:00
22
23
301