2 - INSTALLATIE VAN DE EENHEID
2.2.4 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling
van de installatie
Vóór de opstart van het koelsysteem moet de gehele installatie,
i n c l u s i e f h e t k o e l s y s t e e m w o r d e n v e r g e l e k e n m e t d e
installatietekeningen, maatschetsen, systeem leidingwerk en
instrumentatie tekeningen en de elektrische schema's.
Houd u tijdens deze controles aan de nationale verordeningen.
Externe visuele installatiecontroles:
■ Zorg ervoor dat de machine is gevuld met koudemiddel. Controleer
op de kenplaat van de eenheid of het 'getransporteerde medium'
R-290 is en geen stikstof.
■ Vergelijk de totale installatie met de koelsysteem- en elektrische
schema's.
■ Controleer of alle componenten voldoen aan de ontwerpspecificaties.
■ Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen en documenten die
verstrekt zijn door de fabrikant (maatschetsen, leidingen- en
instrumentenschema (PID), verklaringen, enz.) om te voldoen aan
de voorschriften, aanwezig zijn.
■ Controleer of alle beveiligingen en milieubeschermende
voorzieningen en maatregelen, die door de fabrikant zijn geleverd
om te voldoen aan de regelgeving, aanwezig en in orde zijn.
■ Verifieer dat alle documenten voor drukvaten, certificaten,
naamplaten, dossiers, handleidingen, verstrekt door de fabrikant
om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn.
■ Controleer of de toegangs- en vluchtwegen vrij zijn.
■ Controleer de instructies en richtlijnen ter voorkoming van het
opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen.
■ Controleer de montage van de aansluitingen.
■ Controleer de steunen en bevestigingsmiddelen (materialen,
ligging en aansluiting).
■ Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbindingen.
■ Controleer de beveiliging tegen mechanische schade.
■ Controleer de bescherming tegen warmte.
■ Controleer de bescherming van bewegende delen.
■ Controleer de toegankelijkheid voor onderhoud of reparaties en
voor het controleren van de leidingen.
■ Controleer de status van de kleppen.
■ Controleer de kwaliteit van de warmte-isolatie en de dampschermen.
2.3 - Wateraansluitingen
Zie de met de warmtewisselaar meegeleverde maatschetsen voor
de grootte en plaats van alle waterintrede- en uittrede aansluitingen.
De waterleidingen mogen geen radiale of axiale torsie op de
warmtewisselaars uitoefenen of trillingen overbrengen op het
leidingwerk of het gebouw.
Het gebruik van flexibele leidingen is verplicht om de druk op de
verbindingsstukken van de warmtewisselaar te beperken.
De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanalyseerd.
Zo nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen filters,
regelapparatuur, uitschakel- en aftapventielen worden ingebouwd
om corrosie (bijvoorbeeld: schade aan de bescherming van het
leidingoppervlak als de vloeistof is verontreinigd)., verstopping en
beschadiging van de pomponderdelen te voorkomen.
Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisselaar geschikt
is voor de materialen en de coating van het watercircuit.
Controleer, in geval van toevoeging van additieven of andere
vloeistoffen anders dan die door de fabrikant worden aanbevolen,
dat de vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd.
Aanbevelingen voor warmtewisselaar vloeistoffen:
■ Geen NH
ammoniumionen in het water, deze zijn namelijk zeer
4+
schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende factoren voor
de levensduur van koperen leidingen. Zelfs door enkele tienden
ppm wordt het koper in de loop der tijd ernstig gecorrodeerd.
■ Cl
ionen (chloorionen) zijn schadelijk voor koper met het risico
-
van perforaties als gevolg van putcorrosie. Indien mogelijk
onder 10 mg/l blijven.
■ SO
ionen (sulfaationen) kunnen perforatie door corrosie
2-
4
veroorzaken als hun concentratie hoger is dan 30 mg/l.
266
■ Geen fluorionen (<0,1 mg/l).
■ Geen Fe
- en Fe
-ionen als er een niet-verwaarloosbare
2+
3+
hoeveelheid opgeloste zuurstof is. Opgelost ijzer < 5 mg/l met
opgeloste zuurstof < 5 mg/l.
■ Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van water en kan
ook tot corrosie leiden. Gehalte < 1 mg/l.
■ Waterhardheid: >0,5 mmol/l. De aanbevolen waarde ligt
tussen 1 en 2,5 mmol/l. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de
corrosie van koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de
loop der tijd leiden tot verstopping van de leidingen. Een totale
alkaliteit (TAC) beneden 100 mg/l is gewenst.
■ Opgeloste zuurstof: vermijd plotselinge wijzigingen in het
zuurstofgehalte in het water. Het verlagen van het zuurstofgehalte
door het water te mengen met inert gas en het verhogen van het
zuurstofgehalte door het te mengen met zuivere zuurstof zijn beide
even schadelijk. Het verstoren van de zuurstofcondities bevordert
de destabilisatie van koperhydroxiden en het neerslaan van
deeltjes.
■ Elektrische geleidbaarheid: 0,001-0,06 S/m (10-600 µS/cm).
■ pH: ideale situatie pH neutraal bij 20-25°C (7 < pH < 8).
LET OP:
Vullen, bijvullen of aftappen van het watercircuit mag alleen
worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel met behulp
van automatische ontluchtingsventielen en materialen die
geschikt zijn voor het product. Benodigdheden voor het vullen
van het watercircuit zijn niet meegeleverd.
De installatie van een automatisch ontluchtingsventiel op het
watersysteem bij de uitgang van de unit is verplicht.
Dit ontluchtingsventiel moet zich op een goed geventileerde
plaats bevinden in een ruimte zonder ontstekingsbron.
Het wordt aanbevolen een gasafscheider in de buitenlucht te
installeren. Indien een installatie binnenshuis noodzakelijk is,
moet deze plaatsvinden in een goed geventileerde ruimte zonder
ontstekingsbronnen.
Het vullen en verwijderen van warmteoverdrachtsvloeistoffen
moet gebeuren met inrichtingen die door de installateur in het
watercircuit moeten worden opgenomen. Gebruik de
warmtewisselaars van de unit nooit voor het toevoegen van
warmteoverdrachtsvloeistof.
LET OP:
Het gebruik van apparaten in een open watersysteem is
verboden. Gebruik het watersysteem van de unit niet om het
zwembadwater direct te verwarmen. Gebruik een goed
o n t w o r p e n w a t e r w i s s e l a a r e n a l l e b i j b e h o r e n d e
veiligheidscomponenten voor het zwembadsysteem.
2.3.1 - Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen
Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee worden
gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale leidingen
op verschillende niveaus voorkomen. Hieronder zijn de belangrijkste
punten die moeten worden gecontroleerd voor de aansluiting.
■ Houd rekening met de waterintrede- en -uittredeaansluitingen op
de eenheid.
■ Monteer handbediende of automatische ontluchtingsventielen op
alle hoge punten in het circuit.
■ Alle overdrukventielen en ontluchtingsventielen moeten worden
geïnstalleerd in een ontstekingsvrije en goed geventileerde
omgeving.
■ Waarborg dat water warmer dan 75 °C het watercircuit van de
unit niet kan binnenkomen tijdens bedrijf of onderhoud.
■ Gebruik een drukbegrenzer om de druk in het/de circuit(s) te
handhaven en monteer een overdrukventiel en een expansievat.
Units hebben een veerveiligheid.
■ Monteer aftapkranen op alle lage punten om het gehele circuit te
kunnen aftappen.
■ Monteer stopkranen bij de waterintrede- en -uittredeaansluitingen.
■ Gebruik flexibele verbindingen om trillingoverdracht te reduceren.
■ Isoleer alle leidingen na het testen op lekkage, zowel om
warmteverlies te beperken als om condensatie te voorkomen.
■ Gebruik thermische tape om de afdichtingen af te dichten en de
isolatie te verzekeren.