2 - INSTALLATIE VAN DE EENHEID
2.7 - Controle voor het starten van de eenheid
Probeer nooit om de warmtepomp te starten zonder de
gebruiksaanwijzing volledig te lezen en te begrijpen en zonder de
volgende voorzorgsmaatregelen te hebben genomen:
■ Zorg ervoor dat alle elektrische verbindingen correct zijn vastgezet.
■ Zorg ervoor dat het apparaat horizontaal staat en goed wordt
ondersteund.
■ Controleer of het watercircuit voldoende waterdebiet heeft en dat
de leidingen zijn aangesloten volgens het installatieschema.
■ Zorg ervoor dat er geen water lekt. Controleer de correcte werking
van de gemonteerde ventielen.
■ Alle panelen moeten gemonteerd zijn en stevig vastzitten met de
bijbehorende schroeven.
■ Zorg voor voldoende vrije ruimte voor het uitvoeren van onderhoud
en reparaties.
■ Zorg ervoor dat er geen koudemiddel lekt.
■ Controleer of de elektrische voeding overeenkomt met de waarden
op de kenplaat van het apparaat, in het bedradingsschema en in
de andere documentatie van het apparaat.
■ Zorg ervoor dat de voeding overeenkomt met de geldende
normen.
■ Zorg dat de compressoren vrijelijk kunnen bewegen op de
rubberen steun.
LET OP:
■ De inbedrijfstelling en ingebruikname van de warmtepomp
moet worden begeleid door een bevoegde koeltechnicus.
■ De tests bij het opstarten en tijdens de werking moeten
worden uitgevoerd met een thermische belasting en met
watercirculatie in de waterwarmtewisselaar.
■ Alle wijzigingen van setpoints en het testen van de regeling
moeten worden uitgevoerd voordat het apparaat wordt
opgestart.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsinrichtingen operationeel zijn en dat
eventuele alarmen zijn bevestigd.
OPMERKING:
Indien de instructies van de fabrikant (voeding en wateraansluiting
en installatie) niet worden nageleefd vervalt de fabrieksgarantie.
276