Grundfos SP Series Installation And Operating Instructions Manual page 250

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 4
11. Controle van motor en kabel
1. Voedingsspanning
2. Stroomverbruik
Punt 3 en 4: Doormeten is niet nodig als voedingsspanning en stroomverbruik normaal zijn.
3. Weerstand van de wik-
kelingen
4. Isolatieweerstand
12. Afvalverwijdering
Dit product, of onderdelen van dit product dienen op een milieu-
vriendelijke manier afgevoerd te worden:
1. Breng het naar het gemeentelijke afvaldepot.
2. Wanneer dit niet mogelijk is, neemt u dan contact op met uw
Grundfos leverancier.
Het doorkruiste symbool van een afvalbak op een pro-
duct betekent dat het gescheiden van het normale
huishoudelijke afval moet worden verwerkt en afge-
voerd. Als een product dat met dit symbool is gemar-
keerd het einde van de levensduur heeft bereikt,
brengt u het naar een inzamelpunt dat hiertoe is aangewezen
door de plaatselijke afvalverwerkingsautoriteiten. De gescheiden
inzameling en recycling van dergelijke producten helpt het milieu
en de menselijke gezondheid te beschermen.
250
Meet de spanning tussen de fasen met
behulp van een voltmeter. Meet bij eenfa-
semotoren tussen de fase en neutraal of
tussen twee fasen, afhankelijk van het
type voeding. Sluit de voltmeter aan op
de klemmen in het motorbeveiligingsre-
lais.
Meet de stroomsterkte van elke fase ter-
wijl de pomp draait bij constante pers-
druk (indien mogelijk bij de capaciteit
waarbij de motor het zwaarst wordt
belast). Zie het typeplaatje voor de maxi-
male stroomsterkte.
Koppel de onderwaterkabel los van de
motorbeveiliging. Meet de weerstand van
de wikkelingen tussen de aders van de
onderwaterkabel.
Koppel de onderwaterkabel los van de
motorbeveiliging. Meet de isolatieweer-
stand tussen elke fase en aarde (frame).
Zorg dat de aardverbinding zorgvuldig
gemaakt is.
Bij belasting van de motor dient de spanning zich te bevinden
binnen het bereik dat beschreven staat in paragraaf
6. Elektrische
aansluiting. De motor kan doorbranden als er
grotere variaties in de spanning zijn. Grote variaties in de
spanning zijn een indicatie voor slechte voedingsspanning, en
de pomp dient te worden uitgeschakeld tot het defect is opge-
lost.
Bij driefasenmotoren mag het verschil tussen de stroomsterkte
in de fase met het hoogste verbruik en de stroomsterkte in de
fase met het laagste verbruik niet meer dan 5 % bedragen.
Is dat wel het geval, of is de stroomsterkte groter dan de nomi-
nale stroom, dan kan dit aan de volgende oorzaken liggen:
• De contacten van de motorbeveiliging zijn doorgebrand.
Vervang de contacten of de schakelkast voor eenfasebe-
drijf.
• Slecht contact in de bedrading, mogelijk bij de kabelverbin-
ding.
Zie punt 3.
• Te hoge of te lage voedingsspanning. Zie punt 1.
• De motorwikkelingen maken kortsluiting of zijn gedeeltelijk
van elkaar losgeraakt. Zie punt 3.
• Een beschadigde pomp veroorzaakt overbelasting van de
motor.
De pomp moet worden nagekeken.
• De weerstandswaarde van de motorwikkelingen wijkt te veel
af (driefasen). Plaats de fasen in fasevolgorde voor een uni-
formere belasting. Zie punt 3 als dit niet helpt.
Bij driefasenmotoren mag de afwijking tussen de hoogste en
de laagste weerstandswaarde niet meer dan 10 % bedragen.
Haal de pomp uit het boorgat als de afwijking groter is.
Meet de motor, motorkabel en onderwaterkabel apart door, en
herstel/vervang defecte onderdelen.
Opmerking: Bij éénfase-driedraads-motoren zal de bedrijfs-
wikkeling de laagste weerstand aangeven.
Als de isolatieweerstand lager is dan 0,5 MΩ dienen de motor
of kabel te worden gerepareerd. Het is mogelijk dat de lokale
regelgeving andere waarden voor de isolatieweerstand voor-
schrijft.

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents