Grundfos SP Series Installation And Operating Instructions Manual page 241

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 4
6.1 Gebruik van een frequentie-omvormer
6.1.1 Grundfos motoren
Driefasenmotoren van Grundfos kunnen op een frequentieomvor-
mer worden aangesloten.
Als een Grundfos MS motor met temperatuurtrans-
mitter wordt aangesloten op een frequentieomvor-
mer, dan zal een zekering die zich in de transmitter
Voorzichtig
bevindt smelten, waardoor de transmitter inactief
wordt. De transmitter kan niet opnieuw worden geac-
tiveerd. In dat geval zal de motor als een motor zon-
der temperatuurtransmitter werken.
Als een temperatuurtransmitter vereist is, dan levert Grundfos
een Pt100 of Pt1000 sensor voor de onderwatermotor.
Tijdens bedrijf met frequentieomvormer dient de
motor niet te draaien bij een frequentie die hoger is
dan de nominale frequentie (50 of 60 Hz).
Voorzichtig
Verlaag tijdens bedrijf nooit de frequentie (en daar-
door het toerental) tot een waarde waarbij de nood-
zakelijke stroming van koelvloeistof langs de motor
niet langer gegarandeerd wordt.
Om schade aan het pomponderdeel te voorkomen moet u de
motor uitschakelen wanneer het pompdebiet lager is dan 0,1 x
het nominale debiet.
Afhankelijk van het type frequentieomvormer is het mogelijk dat
de motor wordt blootgesteld aan schadelijke spanningspieken.
Waarschuwing
MS 402 motoren voor een voedingsspanning tot en
met 440 V (zie het typeplaatje van de motor) dienen
tussen de aansluitklemmen voor de voeding tegen
spanningspieken van meer dan 650 V (piekwaarde)
beveiligd te worden.
We adviseren u om andere motoren tegen spanningspieken
hoger dan 850 V te beveiligen.
De bovengenoemde storing kan worden voorkomen door een RC
filter tussen de frequentieomvormer en de motor te monteren.
Eventueel toegenomen akoestische ruis van de motor kan wor-
den voorkomen door een LC filter te installeren die ook spanning-
spieken van de frequentieomvormer elimineert.
We adviseren u om een LC filter te installeren bij gebruik van een
frequentieomvormer. Zie paragraaf
quentie-omvormer.
Neem voor meer details contact op met Grundfos of met de leve-
rancier van de frequentieomvormer.
6.1.2 Andere motoren dan van Grundfos
Neem contact op met Grundfos of met de fabrikant van de motor.
6.7.6 Gebruik van een fre-
6.2 Motorbeveiliging
6.2.1 Eénfasemotoren
MS 402 éénfasemotoren zijn voorzien van een thermische scha-
kelaar; een extra motorbeveiliging is niet nodig.
Waarschuwing
Nadat de motor door de thermische schakelaar is uit-
geschakeld, blijven de aansluitklemmen onder span-
ning staan. Als de motor voldoende is afgekoeld,
wordt deze automatisch opnieuw ingeschakeld.
MS 4000 éénfasemotoren moeten worden beveiligd. Dit kan een
afzonderlijke beveiliging zijn of een beveiliging die in een scha-
kelkast is geïntegreerd.
Franklin 4" PSC motoren moeten zijn aangesloten op een motor-
beveiliging.
6.2.2 Driefasenmotoren
MS motoren zijn verkrijgbaar met of zonder ingebouwde tempera-
tuurtransmitter.
De volgende motoren moeten beveiligd worden door een motor-
beveiliging met thermisch relais, of een MP 204 en geleider(s):
motoren met een ingebouwde en intacte temperatuurtransmit-
ter
motoren met of zonder een defecte temperatuurtransmitter
motoren met of zonder een Pt100 sensor.
MMS motoren hebben geen ingebouwde temperatuurtransmitter.
De Pt100 en Pt1000 sensor zijn als toebehoren verkrijgbaar.
6.2.3 Vereiste instellingen van de motorbeveiliging
Voor koude motoren moet de uitschakeltijd van de motorbeveili-
ging korter zijn dan 10 seconden bij 5 maal de nominale maxi-
male stroom van de motor. Onder normale bedrijfscondities moet
de motor in minder dan 3 seconden op vol toerental draaien.
Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan,
Voorzichtig
komt de garantie op de motor te vervallen.
Voor een optimale motorbeveiliging dient deze als volgt te wor-
den ingesteld:
1. Stel de motorbeveiliging in op basis van de nominale maxi-
male stroom van de motor.
2. Schakel de pomp in en laat deze een half uur draaien bij nor-
maal bedrijf.
3. Draai de schaalindicator langzaam naar beneden tot het punt
waarop de motor wordt uitgeschakeld.
4. Stel de waarde 5 % hoger in.
De hoogst toegestane instelling is de nominale maximale stroom
van de motor.
Voor motoren die gewikkeld zijn voor ster-driehoek inschakeling
dient de motorbeveiliging zoals hierboven te worden ingesteld,
maar de maximale instelling dient de nominale maximale stroom
x 0,58 te zijn.
De langst toegestane inschakeltijd voor ster/driehoek starten of
inschakelen met behulp van een autotransformer bedraagt
2 seconden.
241

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents