EBARA BSP SS Operating And Maintenance Manual page 55

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 9
5.5. INFORMATIE OVER LUCHTGELUID
Gezien het type gebruik zullen de motorisch aangedreven pompen
een A-gewogen geluidsdrukemissieniveau van 70 dB (A) niet
overschrijden.
6.6. TYPEPLAATJES
De fabrikant behoudt zich het recht voor om wijzigingen aan te brengen.
De elektrische onderdelen en de betreffende circuits geïnstalleerd op
de motorisch aangedreven pompen voldoen aan de richtlijn CEI EN
60204-1.
6. INSTALLATIE EN ONTMANTELING, VERVOER EN
OPSLAG
LET OP!
DE INSTALLATIE MOET WORDEN UITGEVOERD
DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL.
6.1.
ALGEMENE
VOORZORGSMAATREGELEN
INSTALLATIE
Voorafgaand aan de installatie moet de motorpomp gecontroleerd
worden op eventueel opgelopen transportschade. Voorafgaand aan
de installatie moet het volgende gecontroleerd worden:
• Controleer op breuken of sneden op de pomp, de motor en de
stroomkabels en begin de installatie niet tot het beschadigde gebied
gerepareerd is.
• Controleer dat de isolatieweerstand niet lager is dan 20 M Ω (me-
gaohm) met gebruik van een 500 V Megger Tester.
6.2. INSTALLATIE
De dompelpompen worden bij de installatie in de put aangesloten op
de afvoerflens met opvoerbuizen. Om deze reden zijn de opvoerbui-
zen en de koppelingen voor de onderlinge verbinding van de opvoer-
buizen de onderdelen die de pomp dragen. Extra aandacht en zorg is
vereist bij de onderlinge verbinding van de buizen.
Voor watertoepassingen met open lichaam (bijv. zwembaden) moet
de onderkant van de pomp ten minste 30 cm hoger zijn dan de bodem
van het zwembad of de put en moet er voor de koeling van de motor
een koelmantel buiten de motor worden gebruikt. (Afb. 4)
Dompelpompen kunnen alleen veilig werken tot een maximale hoe-
veelheid zand van 50 g/m³. Bij een hoeveelheid zand boven de 50 g/
m³ zullen de lagers van de dompelpomp snel slijten en defect raken.
Storingen veroorzaakt door een overmatige hoeveelheid zand worden
niet gedekt door de GARANTIE.
Als de pomp niet wordt geïnstalleerd door het installatiepersoneel van
Ebara, moeten het betrokken personeel professioneel zijn
en beschikken over specifieke ervaring.
DE POMP VERPLAATSEN (AFB. 4)
6.2.1 HET GEBRUIK VAN TERUGSLAGKLEPPEN
Op de afvoer van de Ebara dompelpompen is een terugslagklep voor
water aanwezig.
Tijdens de installatie van de pomp moet er ook een terugslagklep na
de afvoerklep worden geplaatst. Als de pomp stopt, zal deze terugslag-
klep de terugstroming van water in de leiding en dus beschadiging van
de pomp voorkomen. Ook zorgt de terugslagklep ervoor dat de lange
leidingen gevuld blijven.
Terugslagkleppen van het zwenkende type zijn niet toegestaan en mo-
gen nooit gebruikt worden voor onderwatermotoren/dompelpompen.
Terugslagkleppen van het zwenkende type hebben een langzamere
reactietijd die waterslag kan veroorzaken. De stille terugslagkleppen
voor water van Ebara sluiten snel wanneer het debiet gelijk is aan nul,
voordat de terugstroming begint, en helpen om waterslag te voorko-
men door een kort terugvoertraject en de druk van de veer.
6.3. ONTMANTELING
Voor de verplaatsing of de ontmanteling van de motorpomp moet het
volgende worden gedaan:
VOOR
a) koppel de elektrische voeding los;
b) verwijder de uitlaat- en inlaatleidingen (indien aanwezig) indien te
lang of omvangrijk;
c) draai, indien aanwezig, de schroeven voor de bevestiging van de
motorpomp op het draagvlak los;
d) houd, indien aanwezig, de stroomkabel vast;
e) til de motorpomp op met gebruik van apparatuur geschikt voor het
gewicht en de afmetingen van de pomp.
6.4. VERVOER
De motorisch aangedreven pomp wordt verpakt in een doos of op een
houten pallet, afhankelijk van het gewicht en de afmetingen. Het ver-
voer mag in geen geval bijzondere problemen opleveren.
Controleer het op de verpakking aangegeven totale gewicht
6.5. OPSLAG
Nadat het gebruik van de pomp wordt gestart, moet er een onder-
houdsregister voor de pomp worden bijgehouden. De waarden voor
spanning, stroom, debiet en druk van de pomp moeten om de 3 maan-
den worden opgeslagen. Door deze waarden onderling en met de no-
minale waarden te vergelijken, kan de conditie van de pomp worden
vastgesteld. Zodra er plotselinge afwijkingen of een gestage afname /
toename van deze waarden wordt gedetecteerd, moet contact worden
opgenomen met de bevoegde dealer.
Het is geen probleem om de dompelpompen op te slaan, zonder ze
te starten.
Wanneer ze buiten de pomp worden opgeslagen, moet het water uit
de motor worden afgetapt.
Het bedieningspaneel van de dompelpomp moet maandelijks gereinigd
en gedroogd worden. Om de 6 maanden moeten de aansluitingen van
de apparatuur en de kabels van het bedieningspaneel gecontroleerd
worden en moet eventueel de aanscherping ervan hersteld worden.
7. ELEKTRISCHE AANSLUITING
− DE ELEKTRISCHE AANSLUITING MOET WORDEN UITGE-
VOERD DOOR EEN GEKWALIFICEERDE MONTEUR.
− AANGERADEN WORDT OM EEN DIFFERENTIEELSCHAKE-
LAAR MET HOGE INTENSITEIT (0,03 A) TE INSTALLEREN OP
ZOWEL DE DRIEFASIGE EN ENKELFASIGE VERSIES.
LET OP!
Motorisch aangedreven pompen die niet zijn voorzien
van een stekker, moeten gevoed worden door de per-
manent aan te sluiten op het schakelbord met gebruik
van een schakelaar, zekeringen en een stroomonder-
breker die gekalibreerd is voor het stroomverbruik van
de pomp.
NL
55

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents