Snapper Rider REX-300 Operator's Manual page 158

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
Controle van het veiligheidsver-
grendelsysteem
GEVAAR
Werk NOOIT met de machine als een veiligheidsvergrendeling
of een veiligheidsinrichting niet aanwezig is of niet correct werkt.
Neem contact op met uw dealer als u hulp nodig hebt. Probeer
NOOIT om een veiligheidsinrichting te omzeilen, te wijzigen of te
verwijderen.
Motor mag niet starten als:
1. Het koppelings-/rempedaal niet geheel is ingetrapt OF
2. De maaibladregeling in de stand AAN (maaibladen werken)
staat.
De motor moet starten als:
1. De maaibladregeling in de stand UIT (maaibladen werken niet)
staat EN
2. het koppelings-/rempedaal geheel is ingetrapt.
Motor en maaibladen moeten stoppen als:
1. De bestuurder opstaat van de stoel terwijl de maaibladregeling
in de stand AAN (bladen werken) staat OF
2. De bestuurder opstaat van de stoel terwijl het koppelings-/rem-
pedaal niet geheel is ingetrapt OF
3. De bestuurder probeert om de machine achteruit te laten rijden
met ingeschakeld maaiblad en de optie voor achteruit maaien
(RMO) niet ingeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als het maaiblad wordt gedeactiveerd, moet het binnen 5 secon-
den geheel stilstaan. Gebruik de machine NIET als het maaiblad
langer dan 5 seconden blijft draaien. Breng de machine naar
een erkende dealer voor het afstellen.
Gebruik
Vóór het starten
Voer de volgende controles en onderhoudswerkzaamheden altijd
uit voordat u start:
1. Controleer de bandenspanning: voeg lucht toe of laat lucht ont-
snappen als dat nodig is. Zie "De bandenspanning controleren"
in de sectie Onderhoud.
2. Controleer of alle schermen, deflectoren en de afdekplaten zijn
aangebracht en goed vastzitten.
3. Controleer de motorolie en voeg indien nodig iets toe. Zie "Olie
peilen/bijvullen".
4. Vul de brandstoftank bij als dat nodig is. Zie "Olie bijvullen".
5. Stel de stoel af op de meest comfortabele stand. Zie "De
bestuurdersstoel afstellen".
6. Controleer alle bedieningselementen voor de bestuurder om te
zien of deze vrij kunnen werken en niet vast zitten.
14
7. Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem. Zie "Controle vei-
ligheidsvergrendelsysteem".
Aanbevolen motorolie
Voor de beste prestatie raden wij het gebruik van Briggs & Stratton
Warranty Certified oliesoorten aan. Andere hoogwaardige soorten
reinigingsolie zijn acceptabel als zij geschikt zijn voor SF, SG, SH,
SJ of hoger. Gebruik geen speciale additieven.
De buitentemperaturen bepalen de juiste olieviscositeit voor de
motor. Bepaal met behulp van de tabel de beste viscositeit voor het
verwachte buitentemperatuurbereik.
A
SAE 30 - Onder 4°C (40°F) zal het gebruik van SAE 30 lei-
A
den tot problemen bij het starten.
B
10W-30 - Boven 27°C (80°F) kan het gebruik van 10W-30
leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer het oliepeil
vaker.
C
Synthetic 5W-30
D
5W-30
Olie peilen/bijvullen
Voordat u olie bijvult of het oliepeil controleert
Zet de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
1. Verwijder de peilstok (A, Afbeelding 3) en veeg deze af met
een schone doek.
OPM.: Bij sommige modellen is de peilstok toegankelijk via een
opening achter de bestuurdersstoel.
2. Installeer de peilstok en draai deze vast.
3. Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het oliepeil moet
bovenaan de markering voor Vol (B) op de peilstok staan.
4. Als het peil te laag is, vul dan langzaam olie bij via de vulope-
ning (C). Voeg niet te veel brandstof toe. Wacht na het bijvullen
van de olie één minuut en controleer het oliepeil nogmaals.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Aanbevolen brandstof
De brandstof moet aan deze eisen voldoen:
Schone, verse, loodvrije benzine.
B
C
D

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents