voerdraadtip op de gewenste locatie markeert u de lengte door een
forceps ter hoogte van de huid op de voerdraad te klemmen.
11. Verwijder de voerdraad en meet de afstand tussen de forceps en de
distale tip om de juiste katheterlengte te bepalen. Kort de katheter zo
nodig in. NB: Verwijder de obturator alvorens de katheter in te korten.
Plaats de obturator terug om de katheter in te brengen.
12. Verwijder de dilatator, maar houd de sheath op zijn plaats. (Afb. 2)
NB: Voorkom dat er per ongeluk lucht wordt aangezogen door na
verwijdering van de voerdraad en de dilatator een duim of vinger over
het proximale uiteinde van de sheath (het uiteinde met de cuff ) te
plaatsen.
13. Breng het geheel van katheter en obturator zo ver mogelijk in de sheath
in. NB: Tijdens het inbrengen van het geheel in de sheath kan op
ongeveer 7 cm distaal van de katheterhechtvleugel weerstand voelbaar
zijn als gevolg van een toenemende buitendiameter. (Afb. 3)
14. Pel de sheath van de katheter af door de twee vleugels van de sheath vast
te pakken en ze naar buiten en boven te trekken. NB: De uiteindelijke
katheterpositie wordt verkregen door afwisselend de katheter in de
sheath op te voeren en dan verder aan de twee vleugels te trekken. Nadat
de sheath verwijderd is, moet de katheter mogelijk nog iets worden
opgevoerd tot aan zijn uiteindelijke positie.
15. Verwijder, nadat de katheter de uiteindelijke positie bereikt heeft, de
obturator, fixeer de katheter aan de huid en breng op standaardwijze
verband aan.
16. Bevestig de positie van de kathetertip aan de hand van
röntgendoorlichting of een andere passende technologie. Om er zeker
van te zijn dat de katheter zich buiten het pericard bevindt, moet de
kathetertip zich boven de overgang tussen de v. cava superior en het
rechteratrium bevinden, in het onderste derde van de v. cava superior.
Plaatsing van de katheter (niet-fluoroscopische methode)
17. Breng na het klaarmaken van de introductieplaats de introductienaald in
het vat in. NB: Gebruik van echografie is nuttig om te bepalen of het vat
geschikt is voor introductie en doorgankelijk is. De EchoTip® markering op
de naald wordt gebruikt om de naaldtip tijdens introductie in het vat te
lokaliseren.
18. Breng de voerdraad via de naald in en voer de voerdraad 15 tot 20 cm op
in het bloedvat.
19. Verwijder de naald, maar houd de voerdraad op zijn plaats. Maak de
insteekplaats zo nodig groter met een scalpel.
20. Breng de gehele Peel-Away introducer (sheath en dilatator) over de
voerdraad in. Voer het geheel met een draaiende beweging in het vat op.
(Afb. 1)
21. Bepaal de juiste katheterlengte aan de hand van een Tyvek® meetlint,
klinisch oordeel of ander ziekenhuisprotocol en kort de katheter zo nodig
in. NB: Verwijder de obturator alvorens de katheter in te korten. Plaats de
obturator terug om de katheter in te brengen.
22. Verwijder de dilatator, maar houd de sheath op zijn plaats. (Afb. 2) NB:
Voorkom dat er na verwijdering van de voerdraad en de dilatator per
ongeluk lucht wordt aangezogen, door een duim of vinger over het
proximale uiteinde van de sheath te plaatsen.
49
Need help?
Do you have a question about the Turbo-Flo and is the answer not in the manual?