is gerapporteerd dat deze voldoende zijn om het lumen doorgankelijk te
houden. (Referentie 3) Een heparineslot dient na ieder gebruik opnieuw te
worden aangebracht of ten minste eenmaal per 24 uur als de katheter niet
wordt gebruikt. Alvorens een katheterlumen met een bestaand heparineslot
te gebruiken, moet het lumen worden doorgespoeld met tweemaal het
aangegeven lumenvolume fysiologische zoutoplossing. Het lumen dient
tussen toediening van verschillende infusaten in te worden doorgespoeld
met fysiologische zoutoplossing. Na gebruik dient het lumen weer te worden
gespoeld met tweemaal het aangegeven lumenvolume fysiologische
zoutoplossing voordat het heparineslot weer tot stand wordt gebracht. Er
dient een strikte aseptische techniek te worden toegepast tijdens gebruik en
onderhoud van de katheter.
GEBRUIKSAANWIJZING
Klaarmaken van de katheterobturator
1. Spoel de katheter door met fysiologische zoutoplossing, gehepariniseerde
zoutoplossing of steriel water. NB: De katheter mag worden ingekort als
een kortere lengte vereist is.
2. Sluit een injectiespuit met fysiologische zoutoplossing, gehepariniseerde
zoutoplossing of steriel water aan op de Luerlock-fitting van de houder
van de katheterobturator.
3. Injecteer voldoende oplossing om het gehele oppervlak van de obturator
te bevochtigen. Hierdoor wordt de AQ® hydrofiele coating geactiveerd,
waardoor het oppervlak van de obturator zeer glibberig wordt.
4. Haal de obturator uit de houder, breng de obturator in de katheter
in en vergrendel de obturator op zijn plaats. NB: Bij het plaatsen van
een Twin Turbo-Flo dubbellumenkatheter moet de obturator worden
ingebracht in het aanzetstuk gelabeld 'LARGE' . Als de katheter ingekort is,
mag de obturator alleen in het distale uiteinde van de katheter worden
opgevoerd. NB: Indien het oppervlak van de obturator droog wordt nadat
deze uit de houder is verwijderd, wordt het hydrofiele effect hernieuwd
door het oppervlak met extra fysiologische zoutoplossing of steriel water
nat te maken.
5. Het geheel van katheter en obturator kan nu op de hieronder beschreven
wijze worden ingebracht.
Plaatsing van de katheter (fluoroscopische methode)
6. Breng na het klaarmaken van de introductieplaats de introductienaald in
het vat in. NB: Gebruik van echografie is nuttig om te bepalen of het vat
geschikt is voor introductie en doorgankelijk is. De EchoTip® markering op
de naald wordt gebruikt om de naaldtip tijdens introductie in het vat te
visualiseren.
7. Breng de voerdraad onder fluoroscopische controle via de naald in en
voer de voerdraad 15 tot 20 cm op in het bloedvat.
8. Verwijder de naald, maar houd de voerdraad op zijn plaats. Maak de
insteekplaats zo nodig groter met een scalpel.
9. Breng de gehele Peel-Away introducer (sheath en dilatator) over de
voerdraad in. Voer het geheel met een draaiende beweging in het vat op.
(Afb. 1)
10. Bepaal onder fluoroscopische controle de juiste katheterlengte door
de voerdraad tot de gewenste kathetertiplocatie op te voeren. Met de
48
Need help?
Do you have a question about the Turbo-Flo and is the answer not in the manual?