Download Print this page

Teleflex Arrow PICC Manual page 16

Pressure injectable

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
de voerdraad en voer de katheter over de voerdraad op naar zijn uiteindelijke
verblijfspositie.
• Als tijdens het opvoeren van de katheter weerstand wordt ondervonden, trek
de katheter dan terug en/of spoel hem tijdens het opvoeren voorzichtig door.
Waarschuwing: Wanneer de voerdraad tot in de rechter harthelft wordt
opgevoerd, kan dit ritmestoornissen of perforatie van de vaat-, atrium- of
ventrikelwand veroorzaken.
Let op: Zorg dat u altijd een stevige grip op de voerdraad hebt. Laat voldoende
voerdraadlengte blootliggen om de voerdraad te kunnen manipuleren. Als
een voerdraad niet kan worden gemanipuleerd, kan dat tot voerdraadembolie
leiden.
Inbrenging met behulp van een plaatsingsdraad (indien verstrekt):
Breng de katheter door de peel-away huls in en voer hem op naar de uiteindelijke
verblijfspositie.
26. Pak de lipjes van de peel-away huls vast en trek ze uit elkaar, weg van de katheter,
onder terugtrekking uit het vat (zie afbeelding 6), totdat de huls over de gehele lengte
gespleten is.
Let op: Scheur de huls niet open bij de inbrengplaats, omdat omliggend weefsel
daardoor opzij wordt geduwd waardoor er een spleet ontstaat tussen de
katheter en de dermis.
27. Als de katheter is verschoven tijdens het verwijderen van de huls, voer de katheter dan
opnieuw op naar zijn uiteindelijke verblijfspositie.
28. Verwijder de plaatsingsdraad of voerdraad. Verifieer altijd of de gehele voerdraad na
verwijdering intact is.
Waarschuwing: Verwijder de plaatsingsdraad en het Luer-lockzijarmsysteem als
één geheel. Dit nalaten kan draadbreuk tot gevolg hebben.
29. Als het moeilijk is om de plaatsingsdraad of voerdraad te verwijderen, moeten de
katheter en voerdraad als één geheel worden verwijderd.
Waarschuwing: Oefen geen overmatige kracht uit op de voerdraad, om het risico
te beperken dat hij misschien breekt.
Inbrengen van katheter voltooien:
30. Controleer de doorgankelijkheid van de lumina door aan elke verlengslang een spuit
te bevestigen en te aspireren totdat er een onbelemmerde veneuze bloedstroom
waargenomen wordt.
31. Spoel het lumen (of de lumina) door om de katheter volledig bloedvrij te maken.
32. Sluit alle verlengslangen als nodig aan op de overeenkomstige Luer-lockaansluitingen.
Niet-gebruikte poorten kunnen worden 'gesloten' met Luer-lockaansluitingen volgens
de standaard beleidsregels en procedures van de instelling.
De verlengslang(en) is/zijn voorzien van één of meer schuifklemmen om de stroom
door elk lumen te onderbreken tijdens het verwisselen van een slang of een Luer-
lockaansluiting.
Waarschuwing: Open de schuifklem alvorens door het lumen te infunderen
om het risico te beperken dat de verlengslang wegens overmatige druk wordt
beschadigd.
De katheter fixeren:
33. Gebruik een katheterfixatiepleister en/of een katheterklem en bevestiger om de
katheter vast te zetten (indien verstrekt).
• Gebruik de driehoekige overgang naar het aanzetstuk met zijvleugels als primair
bevestigingspunt.
• Gebruik de katheterklem en bevestiger als secundair bevestigingspunt als dat
nodig is.
Let op: Beperk manipulaties van de katheter gedurende de gehele procedure tot
een minimum zodat de tip in de juiste positie blijft liggen.
Katheterfixatiepleister (indien verstrekt):
Een katheterfixatiepleister moet worden gebruikt conform de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant.
A06041108B0.indb 16
Katheterklem en bevestiger (indien verstrekt):
Een katheterklem en bevestiger worden gebruikt om de katheter te fixeren wanneer een
extra bevestigingsplaats anders dan het katheteraansluitstuk nodig is om de katheter
te stabiliseren.
Waarschuwing: Bevestig de katheterklem en de bevestiger pas als de voerdraad
of de plaatsingsdraad is verwijderd.
Nadat de voerdraad verwijderd is en de nodige slangen aangesloten of gesloten zijn,
spreidt u de vleugels van de rubberklem en plaatst u deze op de katheter, waarbij
u zorgt dat de katheter niet vochtig is, zoals vereist, om een juiste plaatsing van de
tip te behouden.
Klik het rigide bevestigingshulpmiddel op de katheterklem.
Fixeer de katheterklem en de bevestiger als één geheel op de patiënt met gebruik
van een katheterfixatiepleister, nietjes of hechtingen. Zowel de katheterklem als de
bevestiger moeten gefixeerd worden om het risico van kathetermigratie te verkleinen
(zie afbeelding 7).
34. Zorg dat de inbrengplaats droog is alvorens een verband aan te leggen volgens de
instructies van de fabrikant.
35. Controleer of de kathetertip geplaatst is conform de beleidsregels en procedures van
de instelling.
36. Als de kathetertip verkeerd is geplaatst, beoordeel de situatie dan en vervang of
verplaats de katheter conform de beleidsregels en procedures van de instelling.
Zorg en onderhoud:
Verband:
Leg het verband aan conform de beleidsregels, procedures en praktijkrichtlijnen van de
instelling. Verwissel het verband onmiddellijk als het niet meer intact is (bijvoorbeeld
als het vochtig of vuil is, loskomt of niet langer afsluitend is).
Doorgankelijkheid van katheter:
Handhaaf de doorgankelijkheid van de katheter conform de beleidsregels, procedures
en praktijkrichtlijnen van de instelling. Alle medewerkers die zorgen voor patiënten
met een PICC moeten weten hoe ze effectief met katheters moeten omgaan, om de
verblijftijd ervan te verlengen en letsel te voorkomen.
Instructies voor het verwijderen van de katheter:
1. Positioneer de patiënt zoals klinisch wenselijk is om het risico van een potentiële
luchtembolus te beperken.
2. Verwijder het verband.
3. Zet de katheter los en verwijder hem uit het (de) hulpmiddel(en) waarmee hij was
gefixeerd.
4. Verwijder de katheter door deze langzaam evenwijdig aan de huid naar buiten
te trekken.
 STOP
als weerstand wordt ondervonden bij het verwijderen van de
katheter.
Let op: De katheter mag niet met kracht worden verwijderd. Gebeurt dat toch,
dan kan dit leiden tot katheterbreuk of -embolisatie. Volg de beleidsregels en
procedures van de instelling voor een moeilijk te verwijderen katheter.
5. Oefen directe druk uit op de plaats totdat hemostase is verkregen. Leg vervolgens een
afsluitend verband aan op basis van zalf.
Waarschuwing: Het achtergebleven spoor van de katheter blijft een
luchtinlaatpunt totdat de plaats door epitheel is overgroeid. Het occlusieve
verband moet op zijn plaats blijven gedurende ten minste 24 uur of totdat blijkt
dat de plaats door epitheel overgroeid is.
6. U dient de procedure van het verwijderen van de katheter, met inbegrip van
de bevestiging dat de gehele katheterlengte, inclusief de tip, is verwijderd, te
documenteren conform de beleidsregels en procedures van de instelling.
Voor literatuur betreffende patiëntenevaluatie, opleiding van de clinicus,
inbrengtechnieken en mogelijke met deze procedure gepaard gaande
complicaties, kunt u standaard handboeken, medische literatuur en de website
van Arrow International, Inc. op www.teleflex.com raadplegen.
16
7/18/16 10:33 AM

Advertisement

loading