Download Print this page

Otto Bock 50R20 Dorso Osteo Care Instructions For Use Manual page 37

Hide thumbs Also See for 50R20 Dorso Osteo Care:

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 11
VOORZICHTIG
Verkeerd of te strak aanbrengen
Lokale drukverschijnselen en afknellen van bloedvaten en zenuwen door verkeerd of te strak
aanbrengen
Zorg ervoor dat het product correct wordt aangebracht en goed op zijn plaats komt te zitten.
Tenzij door de arts anders wordt voorgeschreven, adviseren wij om de orthese in de
gewenningsfase en in de periode waarin de normale spierkracht geleidelijk wordt her­
steld, 1 tot   2 uur te dragen. In het verloop van de therapie kan de draagduur in overleg
met de arts stap voor stap worden verlengd.
De orthese wordt aangetrokken volgens het rugzakprincipe.
Om het een patiënt die beperkt is in zijn beweeglijkheid, gemakkelijker te maken om de orthese
aan te trekken, kunnen optioneel de rompriempjes (zie afb. 1, pos. 6, zie afb. 9) worden gebruikt.
>
De patiënt staat.
1) Open de kunststof sluiting (pos. 10) van de schouderriem (pos. 11) en daarna de klittenband­
sluiting van de tailleriem (pos. 5) aan één kant van de buikpelotte (pos. 9) (naar keuze links of
rechts).
2) Breng de orthese posterior aan, zodat de rugplaat (pos. 1) met de rugbekleding (pos. 3)
tegen de rug aan zit.
3) Positioneer de buikpelotte (pos. 9) in het midden van de buik en sluit de klittenbandsluiting
van de tailleriem (pos. 5). De pelotte moet strak om het lichaam zitten.
4) Stel de schouderriem en de tailleriem met behulp van de pads van klittenband (pos. 2) in op
de juiste lengte. INFORMATIE: Als de kunststof sluiting aan beide kanten van de schou­
derriem wordt verwijderd, kan deze riem met behulp van een schaar korter worden
gemaakt (zie afb. 8). Bevestig de kunststof sluiting weer met klittenband. De sluiting
moet in het midden van het lichaam komen te zitten.
5) INFORMATIE: Trek de schouderriem niet te strak aan om insnoeren te voorkomen. Er
moet gemakkelijk een vinger tussen de riem en de schouder passen.
6) Stel de tailleriem in op de voor de patiënt geschikte lengte, zodat hij goed aansluit. De riem
mag niet worden verdraaid.
7) Laat de patiënt het product passen.
Optioneel: rompriempjes aanbrengen
1) Maak de schuifgespen (3 en 4) van de schouderriem (pos. 11) los van de rugplaat (pos. 1).
2) Bevestig de rompriempjes (pos. 6) aan de rugplaat aan de hand van de nummering (3, 4) (zie
afb. 3).
3) Plak de bekleding (pos. 7) op de rompriempjes en pas de riempjes koud en met de hand aan
de vorm van het lichaam aan.
4) Haak de schuifgespen (3 en 4) van de schouderriem in de daarvoor bedoelde openingen in
de rompriempjes (zie afb. 10).
Na het passen
1) Als de orthese goed zit en de juiste pasvorm heeft, vervangt u de pads van klittenband
(pos. 2) door de bevestigingsclips (pos. 8) (zie afb. 11).
2) Maak met de gatentang op de gemarkeerde plaatsen gaten in de riemen.
3) Klink de schouder- en de tailleriem met de hand vast. Gebruik de grote bevestigingsclips voor
de schouderriem (1 t/m 4) en de tailleriem (7 en 8) en de kleine bevestigingsclips voor de
nummers (5 en 6) van de tailleriem.
4) Oefen het aanbrengen en afdoen van de orthese samen met de patiënt en leg hem uit wan­
neer de orthese goed zit.
5) Als de rugplaat (pos. 1) tijdens het dragen omhoogschuift, moet de patiënt hem weer omlaag
trekken tot hij op de juiste plaats zit.
37

Advertisement

loading