Installatie; Startpunten Instellen - Stihl RMI 522.0 C Instruction Manual

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 99
GPS-ontvangst:
GPS-coördinaten van de
robotmaaier. (
11.18)

11.13 Installatie

1. Corridor:
Verplaatste rit naar begin in- en
uitschakelen.
Bij een ingeschakelde corridor rijdt de
robotmaaier naar binnen verplaatst langs
de begrenzingsdraad terug naar het
dockingstation.
Als geen kaart voor de directe
terugkeer naar docking (
opgeslagen, keert de robotmaaier
terug naar het dockingstation langs
de rand van het maaivlak en
worden de instellingen voor de
corridor gerespecteerd.
Er kunnen drie varianten worden
gekozen:
Uit – standaardinstelling
De robotmaaier rijdt op de
begrenzingsdraad.
Smal – 40 cm
De robotmaaier rijdt afwisselend op de
begrenzingsdraad of 40 cm verplaatst.
Breed – 40 - 80 cm
De afstand tot de begrenzingsdraad wordt
bij elke rit naar docking binnen deze
corridor willekeurig gekozen.
In combinatie met een extern
dockingstation, alsmede met
doorgangen en vernauwingen,
moeten voor een verplaatste rit
naar docking zoeklussen worden
geïnstalleerd. (
12.12)
Houd voor de verplaatste rit naar
docking een minimale draadafstand
van 2 m aan.
328
2. Startpunten:
De robotmaaier begint het maaien
bij het dockingstation
(standaardinstelling) of bij een startpunt.
Startpunten moeten worden gedefinieerd,
– als deelzones gericht moeten worden
behandeld, omdat ze onvoldoende
worden bewerkt,
– als zones alleen via een doorgang
bereikbaar zijn. Leg in deze deelzones
minstens één startpunt vast.
Aan de startpunten kan een radius
worden toegewezen. De robotmaaier
maait wanneer hij bij het betreffende
11.15) is
startpunt begint te maaien altijd eerst
binnen het cirkelvormige gebied rondom
het startpunt. Pas wanneer hij deze
deelzone heeft bewerkt, wordt de
maaibeurt voortgezet in de rest van het
maaivlak.
● Startpunten instellen (
3. Direct terug naar het dockingstation:
Inwendige kaart van het maaivlak voor het
direct terugkeren naar het dockingstation.
(
11.15)
4. Aanpalende gazons:
geef aanpalende gazons vrij.
Inactief – standaardinstelling
Actief – instelling wanneer op aanpalende
gazons moet worden gemaaid. In het
menu "Start" moet het maaivlak
(hoofdgazon/aanpalend gazon) worden
geselecteerd. (
5. Randmaaien:
Leg de frequentie van het
randmaaien vast.
Nooit – de rand wordt nooit gemaaid.
Een keer – standaardinstelling; de rand
wordt een keer per week gemaaid.
11.14)
12.10)
Twee keer/driemaal/viermaal/vijfmaal –
de rand wordt twee/drie/vier/vijf keer per
week gemaaid.
6. Rand testen:
Start een rit langs de rand ter
controle van een goede
draadligging.
De stap "Installatie controleren" van de
installatiewizard wordt opgeroepen.
(
9.12)
Plaats ter controle van de correcte
bedrading rond een verboden zone,
de robotmaaier met de voorzijde in
de richting van de verboden zone in
het maaivlak en start een rit langs
de rand.
Tijdens het afrijden van de rand
wordt het beginbereik van de
robotmaaier gedefinieerd. Een
reeds opgeslagen beginbereik
wordt desgewenst uitgebreid.
(
14.5)
7. Nieuwe installatie:
De installatiewizard wordt opnieuw
gestart, het bestaande maaischema
wordt gewist. (
9.)

11.14 Startpunten instellen

Om in te stellen
● startpunten aanleren
of
● gewenst startpunt selecteren en
handmatig definiëren.
Startpunten aanleren:
na het indrukken van de OK-toets
start de robotmaaier een oefenrit
langs de begrenzingsdraad. Als de
0478 131 9965 A - NL

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Rmi 522 c

Table of Contents