Reely ROAD XL Maximus II Operating Instructions Manual page 86

Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

De servosaver is af fabriek slechts standaard ingesteld en moet (omdat bij sneller rijden ook de stuurcommando's van de stuurservo kunnen
worden omgezet) voorafgaand aan de eerste aan de hand van de aanwezige fabrieksinstelling worden gecontroleerd en indien nodig strakker
worden ingesteld.
Bepaal aan de hand van testritten uw individuele instelling en vind de passende instelling voor het gebruiksdoel (u rijdt overwegend op een terrein
met vaste of losse ondergrond, etc.), die een beschermfunctie voor de stuurarm en een nauwkeurige sturing mogelijk maken.
Controle van de werking
• Houd het model vooraan zo vast dat de wielen vrij in de lucht hangen.
• Schakel eerst de zender en daarna de ontvanger in.
• Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts en links.
• De wielen moeten nu naar rechts en links draaien. De stuurservo mag bij volledige uitslag op de zender niet „op blok" lopen (servo zoemt). Als dit het geval is,
moet u de servowegen op de afstandsbedieningszender overeenkomstig verminderen. Raadpleeg hiervoor de voorschriften in de handleiding van de
afstandsbesturing onder het punt „servoweginstelling".
• Als de wielen in de omgekeerde richting draaien, moet u de servo-reverse schakelaar van de afstandsbediening in de positie „REV" (Reverse, omgekeerd)
zetten.
• Laat het stuurwiel los; de wielen moeten nu naar de rechte stand terugdraaien. Indien de wielen in de neutrale stand van het stuurwiel niet exact recht vooruit
zouden blijven staan, corrigeer dan de trimming op kanaal 1. De einduitslagen van het stuurwiel moeten invloed hebben op de eindaanslagen rechts / links
van de besturing!
Gas/remservo
De gas/remservo is met kanaal 2 van de afstandsbediening verbonden.
Werkwijze en instelling van de gas/remstangen
Met de gas/remstangen worden tegelijk twee functies uitgevoerd via twee haaks op elkaar staande servostuurhendels.
Via de gasstang wordt de luchttoevoer naar de motor en daarmee ook het toerental geregeld door de „carburatorschuif" te verplaatsen. Tegelijkertijd wordt de
stationairsproeier (conische naald van een naaldafsluiter) verschoven en wordt dus de door de carburator stromende hoeveelheid brandstof veranderd. Wordt
de gasstang verder dan de stationaire stand geschoven (mechanisch eindpunt van de schuif), dan drukt de servohendel tegen een veeraanslag.
Nu begint het werkgebied van de remstang die via een excentriek de remblokjes van de schijfrem samendrukt.
De positionering van de stelringen (van de mechanische eindaanslagen), van de aanslagveren op de gasstang en de remstang zijn af fabriek ingesteld. Deze
zijn aan de mechanische eindaanslagen van de carburator en de schijfremmen aangepast. De gas-/remstang is af fabriek optimaal ingesteld en vergt geen
verdere afregeling.
Tijdens het rijden kan het echter zijn, dat de stelringen door trillingen loskomen en opnieuw moeten worden vastgemaakt.
Let bij de instellingswerken op dat de rem niet sleept. Anders verslijten de remvoeren en de remschijf voortijdig.
Om er zeker van te zijn dat de rem volledig los is, zorgt u er voor dat de remkoppelingshendel met ong. 1 mm afstand tussen de stelringen op de remstang staat.
Carburatorkoppeling
Na de verwijdering resp. vóór het aanbrengen van de luchtfilter is visuele controle van de carburatordoorlaat mogelijk.
Stationair (ca. 1 mm open carburatordoorlaat) moet worden gecontroleerd en indien nodig met de stationairschroef (gasklepaanslagschroef)
worden bijgesteld. De stationair-instelschroef is de kleine schroef op de tegenoverliggende zijde van de carburatorschuif.
86

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

27 51 16

Table of Contents