Bediening En Gebruik - 3M AC40 Series User Instruction Manual

Rope grab and rope lifeline
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
3.0
INSTALLATIE
3.1
PLANNING: Plan uw valstopsysteem voorafgaand aan het installeren van de lijnklem. Let op alle factoren die uw
veiligheid negatief kunnen beïnvloeden vóór, gedurende en na afloop van een val. Neem alle eisen, beperkingen en
specificaties die in sectie 2 en tabel 1 zijn gedefinieerd in beschouwing.
3.2
INSTALLATIE VAN DE LIJNKLEM: De lijnklem kan worden geïnstalleerd op goedgekeurde verticale reddingslijnen
die voldoen aan de vereisten die zijn gespecificeerd in Tabel 1. De verticale reddingslijn moet worden bevestigd aan
een verankeringspunt dat voldoet aan de vereisten van sectie 2. De lijnklem installeren:
Stap 1.
(Zie afbeelding 10) Verwijder de draaipen (C) door op de kraag te duwen. Trek de draaipen uit de nok/
klem. Verplaats de nok/klem (B) naar één kant en steek de lijn (C) in de behuizing van de lijnklem.
Stap 2.
De pijl op de behuizing (D) moet naar boven en in dezelfde richting wijzen als de bovenste
verankeringsbevestiging van de lijn (E). Plaats de nok/klem opnieuw en steek de draaipen (C) volledig door
de behuizing en de nok/klem. Controleer of de draaipen is vergrendeld. Knop (F) moet volledig worden
blootgelegd en uit de as van de draaipen (C) steken.
Stap 3.
Ga na of de nok/klem op de juiste wijze is vervangen. Controleer of de pijl-omhoog in dezelfde richting is
gericht als de pijl-omhoog op de behuizing van de lijnklem.
3.3
DE LIJNKLEM OP DE LIJN VAN DE REDDINGSLIJN POSITIONEREN: De lijnklem positioneren:
Stap 1.
Om de nok/klem op de lijn te verplaatsen, verplaatst u de lijnklem omhoog of omlaag naar de nieuwe
positie terwijl u ervoor zorgt dat de nok/klem contact maakt met de lijn.
Stap 2.
Controleer of de nok/klem op de lijn vergrendeld door het naar beneden te trekken. Positioneer de lijnklem
op of boven uw D-ring achterzijde om de vrije valafstand te minimaliseren.
Stap 3.
Om de vergrendelingsactie van de lijnklem te controleren, tilt u de nok/klem op en ontgrendelt u
deze. De lijnklem moet op de lijn worden vergrendeld. Als de lijnklem niet correct werkt, herhaalt u de
bevestigingsstappen die worden vermeld in sectie 3.2.
3.4
DE LIJN UIT DE LIJNKLEM VERWIJDEREN
(Zie afbeelding 2) Verwijder de draaipen (C) door op de kraag te duwen. Trek de draaipen uit de nok/klem. Verplaats
de nok/klem (B) naar één kant en verwijder de lijn (E) uit de behuizing van de lijnklem.
4.0

BEDIENING EN GEBRUIK

4.1
VÓÓR ELK GEBRUIK: Zorg ervoor dat uw werkgebied en persoonlijk systeem voor valbescherming (PFAS) voldoen
aan alle criteria zoals gedefinieerd in sectie 2 en dat er een formeel reddingsplan aanwezig is. Inspecteer de lijnklem
volgens de 'Gebruikers'-inspectiepunten zoals gedefinieerd in het "Logboek voor inspectie en onderhoud" (Tabel 2).
Gebruik het systeem niet indien inspectie een onveilige of defecte conditie aan het licht brengt. Stel het systeem
buiten gebruik en vernietig het, of neem contact op met 3M aangaande de vervanging of reparatie van het systeem.
4.2
VERBINDEN MET VERANKERING OF VERANKERINGSCONNECTOR: Zie afbeelding 11. Wanneer u de reddingslijn
of subsystemen voor reddingslijnen aan de verankering of verankeringsconnector bevestigt, moet u ervoor zorgen
dat de connector (zelfvergrendelende musketonhaak) volledig is vastgezet en vergrendeld op het verbindingspunt.
Zorg ervoor dat de verbindingen qua grootte, vorm en sterkte bij elkaar passen. Raadpleeg de instructies van de
verankeringsconnector en de fabrikant van de reddingslijn voor meer informatie.
4.3
VERBINDEN MET DE LICHAAMSONDERSTEUNING: Ankerpunten voor valstop worden gemarkeerd met een
hoofdletter "A". Sluit voor valstoptoepassingen aan op het juiste dorsale of sternale bevestigingselement van het
volledige lichaamsharnas. Voor beperkingstoepassingen mag de dorsale of frontale harnasbevestiging worden
gebruikt. Verbind bij gebruik van een lichaamsgordel voor beperkingstoepassingen met de D-ring tegenover de
beperkende belasting. Zorg ervoor dat de verbindingen qua grootte, vorm en sterkte bij elkaar passen. Raadpleeg de
instructies van de fabrikant van de lichaamsondersteuning voor meer informatie over het bevestigen.
4.4
VERBINDEN MET DE LIJNKLEM: Sommige lijnklemmodellen kunnen worden geleverd met een permanent
bevestigde lijn of schokbreker. Probeer geen extra lijnen of connectoren aan deze subsystemen te bevestigen. Zorg
er bij het gebruik van een karabiner om rechtstreeks met de lijnklem te verbinden voor dat de karabiner de werking
van de lijnklem niet hindert. Karabiners moeten van het zelfsluitende/zelfvergrendelende type zijn. Zorg ervoor dat
de verbindingen qua grootte, vorm en sterkte bij elkaar passen. Zorg ervoor dat de connector die op de lijnklem is
bevestigd, de hendel vrij laat ronddraaien en de werking van de lijnklem niet hindert.
4.5
OVER RANDEN TE GEBRUIKEN LIJN: De gespecificeerde apparatuur (zie afbeelding 1) is gekwalificeerd voor
gebruik over braamvrije stalen randen met een afrondingsstraal (r) van 0,5 mm (0,02 in.). Dergelijke randen komen
vaak voor bij: gewalste staalprofielen, houten balken of beklede of afgeronde dakborstweringen. Het volgende moet
echter in overweging genomen worden als de uitrusting wordt gebruikt in een horizontale of dwarse opstelling en er
sprake is van valgevaar vanaf een hoogte over een rand:
Als de risicobeoordeling voorafgaand aan het begin van de werkzaamheden uitwijst dat de rand bijzonder
'scherp' en/of niet 'braamvrij' is (zoals in het geval van een onbeklede dakborstwering, een roestige ligger of
een betonnen rand):Neem afdoende maatregelen voor aanvang van de werkzaamheden om vallen over de rand
te voorkomen, monteer voorafgaand aan de werkzaamheden een randbeveiliging of neem contact op met de
fabrikant.
Het verankeringspunt mag zich uitsluitend op dezelfde hoogte bevinden als de rand vanwaar zich een val zou
kunnen voordoen, of boven de rand.
De hoek van de nieuwe richting van het trekkoord aan de rand vanwaar zich een val zou kunnen voordoen
(gemeten tussen de twee kanten die door de nieuwe richting van het trekkoord gevormd worden) moet ten
minste 90 graden zijn.
Om het gevaar van een val die uitmondt in een slingerbeweging te beperken, moet het werkgebied of de
zijdelingse beweging aan weerszijden van de centrale positie worden beperkt tot 1,50 m (4,92 voet).
163

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents