1 Koelmiddel-compensatievat
Koelwater navullen
– Om na te vullen, moet een mengsel van
water en antivriesmiddel gebruikt wor-
den.
– Geen verschillende antivriesmiddelen
mengen.
– Enkel onthard water voor het mengsel
gebruiken.
– Vul koelmiddel enkel na bij een koude
motor.
Motorbekleding rechts wegnemen.
Deksel van het expansievat nemen.
Expansievat tot de onderste streep vul-
len.
Deksel van het expansievat sluiten.
Motor starten en laten warmdraaien.
Controleer het vulniveau in het koelmid-
del-compensatievat.
Bij een warme motor moet het koelwa-
terpeil bij de bovenste streep staan.
Brandstoffilter vervangen
GEVAAR
Explosiegevaar!
– Onderhoud enkel in goed verluchte
ruimten uitvoeren.
– Roken en open vuur is verboden.
1 Brandstoffilter
2 Ontluchtingsschroef
3 Ontluchtingsknop
Opvangbak onder de brandstoffilter
houden.
Brandstoffilter eruit draaien.
Afdichtring van het nieuwe filter met
dieselbrandstof natmaken en het filter
met de hand aandraaien.
Brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofsysteem ontluchten
Wanneer de tank leeg is of wanneer het
brandstoffilter vervangen is, moet het
brandstofsysteem ontlucht worden.
Controleren of het brandstofreservoir
gevuld is.
De ontluchtingsschroef aan de brand-
stoffilter losdraaien.
Ontluchtingsknop bovenop de brand-
stoffilter zo vaak indrukken tot aan de
ontluchtingsschroef brandstof ontsnapt.
Ontluchtingsschroef sluiten en de mo-
tor starten.
Wanneer de motor niet start, het ont-
luchtingsproces herhalen.
Luchtfilter reinigen en vervangen
1 Sluiting
2 Luchtfilterbehuizing
Sluitingen openen.
Luchtfilterbehuizing wegnemen.
Filterelement wegnemen.
Binnenkant van de luchtfilterbehuizing
reinigen.
Filterelement reinigen: Op een hard
vlak het stof eruit kloppen, niet met
perslucht uitblazen.
Controleren dat afdichtvlak en filterele-
ment zuiver en onbeschadigd zijn.
Gereinigd filterelement inzetten.
Belangrijk: Een erg vervuild of bescha-
digd filterelement moet vervangen wor-
den.
Instructie: Inbouwpositie met uitblaas-
opening naar beneden (zie afbeelding).
Apparaat smeren
Machine altijd conform het onderhouds-
schema smeren, hoogwaardig multifunctio-
neel vet gebruiken en met de vetpers sme-
ren.
Instructie: Alle bewegende onderdelen
moeten regelmatig gecontroleerd en indien
nodig gesmeerd worden. Het smeren is be-
langrijk voor een lange levensduur van de
machine.
VOORZICHTIG
Gevaar voor functionele storingen. V-riem
niet met vet in contact laten komen.
De machine is voorzien van de volgende
smeernippels:
– Knikbesturing in het midden van het
voertuig
– Rek
– Hefcilinder
– Stuurcilinder
1 Smeerpunten knikgewricht
13
-
NL
1 Smeerpunten knikgewricht
2 Smeerpunt stuurcilinder
Ook het voorste deel van de stuurcilin-
der moet gesmeerd worden.
1 Smeerpunt hefcilinder
Bevindt zich achteraan, onder de cabi-
ne.
1 Smeerpunt toestelslag
1 Smeerpunt remstangen
Bevindt zich onder de bodem van de
cabine.
Overige draaipunten en bowdenkabels
moeten met motorolie in geolied wor-
den.
83