Werking; Motor Starten; Motor Stilleggen; Hulpstukken - Kärcher MIC 84 User Manual

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 19
– Neutrale stand van het rijpedaal contro-
leren: Apparaat vooruit en achteruit rij-
den. Bij lossen van het rijpedaal moet
het apparaat in elke rijrichting stoppen.
– Bij een korte testrit letten op abnormale
geluiden en vibraties.

Werking

GEVAAR
Gevaar voor kneuzing. Erop letten dat er
zich tijdens het bedrijf niemand in de buurt
van het knikgewricht bevindt.
Verbrandingsgevaar, knelgevaar Apparaat
enkel gebruiken wanneer alle delen van de
behuizing zijn aangebracht.
VOORZICHTIG
Beschadigingsgevaar door ontbrekende
smering. Bij het oplichten van het waar-
schuwingslampje Oliedruk tijdens het be-
drijf moet de motor onmiddellijk uitgescha-
keld en de storing opgelost worden.
Beschadigingsgevaar door oververhitte
motor of hydraulische olie. Bij het oplichten
van het waarschuwingslampje Motortem-
peratuur of Temperatuur hydraulische olie,
motortoerental op nullast zetten (motor niet
uitzetten) en maatregelen uitvoeren zoals
in het hoofdstuk „Storingen".

Motor starten

1 Is de hoofdschakelaar ingescha-
keld?
2 Keuzeschakelaar rijrichting in de
neutrale stand brengen.
De schakelaar op de multifunctionele
hendel bevindt zich in de middenste
stand, er brandt geen enkel lampje.
3 Hydraulische aandrijvingen uitscha-
kelen.
4 Aanbouwtoestellen moeten op de
grond gezet worden!
Multifunctionele hendel (joystick) naar
voren brengen om de aanbouwtoestel-
len te laten zakken.
5 Contactsleutel in stand ON draaien.
Let op: Wachten tot de zelftest op het
display is beëindigd.
Instructie: Waarschuwingslampjes van
laadcontrole en oliedruk moeten bran-
den.
6 Gaspedaal niet indrukken.
7 Contactsleutel in stand ST „Motor
starten" draaien.
Indien de motor start, de contactsleutel
loslaten.
Instructie: Waarschuwingslampjes van
laadcontrole en oliedruk moeten uit-
gaan; gebeurt dit niet, de motor uitzet-
ten en fout opheffen.
Bij een lage buitentemperatuur en
een koude motor.
(zie hoofdstuk „Koude start").
8 Motor in halfgasstand een tijdje laten
warmlopen.
(zie hoofdstuk „Motor laten warmdraai-
en".
Koude start
Belangrijk
Geen startspray o.d. gebruiken!
1 Contactsleutel in stand GL „Voor-
gloeien" draaien en even wachten.
2 Contactsleutel op „Motor starten"
draaien, nu moet de motor starten.
Instructie: Wanneer de motor na 10
seconden niet start, de ontsteking ge-
durende 30 seconden uitschakelen en
dan opnieuw Voorgloeien en Starten.

Motor stilleggen

Belangrijk
Bij een onvrijwillige motorstop, de schake-
laar Parkeerrem indrukken, de oontsteking
op stand OFF „Ontsteking uit" zetten en de
keuzeschakelaar rijrichting in de neutrale
stand brengen. Vervolgens de motor op-
nieuw starten.
1 Nullasttoerental selecteren.
2 Schakelaar voor werkhydraulica uit-
schakelen.
3 Schakelaar parkeerrem bedienen.
4 Contactsleutel in stand OFF draaien.
5 Contactsleutel uittrekken.
6 Wanneer de motor niet onmiddellijk
opnieuw gestart moet worden, de
hoofdschakelaar uitschakelen.
Motor laten warmdraaien
Belangrijk
Garanderen dat de parkeerrem tijdens het
warmdraaien bediend is en dat alle hydrau-
lische aandrijvingen uitgeschakeld zijn.
De motor pas volledig belasten wanneer hij
voldoende opgewarmd is.
 Na het starten, de motor 5 minuten
voorzichtig en zonder belasting gebrui-
ken.
 Bij koude transmissieolie opwarmen.
Instructie: Hydraulische olie dient ook
als transmissieolie.
 Bij koud weer wordt de olie taai waar-
door een te lage druk en storingen in
het hydraulische systeem kunnen ont-
staan.
Opwarmtijd in de volgende tabel in acht ne-
men.
Buitentempera-
Opwarmtijd
tuur
meer dan –10°C
minstens 5 minuten
– 15°C tot –10°C
5 - 10 minuten
– 20°C tot –15°C
10 - 20 minuten
onder –20°C
meer dan 20 minuten
Rijden
Start
Belangrijk
De motor aan niet zo grote belastingen
blootstellen, voordat hij warmgelopen is.
Bij transportritten rijpedaal voorzichtig be-
dienen, anders bestaat gevaar wegens te
plotselingen snelheidsafname!
 Bij transportritten moeten aanbouwtoe-
stellen maximaal omhoog gezet wor-
den.
 Parkeerrem losmaken.
 Gewenst bereik (werk- of transportbe-
reik) selecteren.
 Rijrichting selecteren aan de keuze-
schakelaar rijrichting van de multifuncti-
onele hendel.
9
-
NL
Instructie: Werkbereik, transportbereik
of rijrichting enkel wijzigen bij een stil-
staande machine.
 Gaspedaal voorzichtig indrukken. De
snelheid (en het motortoerental bij de 2
transportbereiken) is afhankelijk van de
stand van het gaspedaal.
Stop
 Gaspedaal voorzichtig loslaten in de
neutrale stand. De machine stopt.
 Hydraulische aandrijvingen uitschake-
len.
 Nullasttoerental selecteren.
 Schakelaar parkeerrem bedienen.
 Aanbouwtoestellen op de grond zetten.
Antislipsysteem (ASS)
De machine is standaard uitgerust met
ASS. ASS functioneert zowel bij vooruit-
als bij achteruitrijden.
Het ASS hoeft niet extra ingeschakeld te
worden, het werkt automatisch in alle rijzo-
nes.
Over hindernissen heen rijden
Hindernissen tot een hoogte van 20 cm:
 Langzaam en voorzichtig in een hoek
van 45° voorwaarts over hindernis rij-
den.
Hindernissen van meer dan 20 cm hoogte:
 Er mag alleen over hindernissen heen
gereden worden met een geschikte op-
rijdrempel.
Waarschuwing
Gevaar voor beschadiging! Verzeker u er-
van, dat het voertuig niet erop rust.

Hulpstukken

Aanbouwtoestellen op de machine
aanbrengen
Verschillende aanbouwapparaten (niet
meegeleverd) kunnen op het voertuig, zo-
wel vooraan als achteraan, aangebracht
worden. Aanbouwapparaten die de veilig-
heid of stabiliteit van het voertuig in gevaar
brengen, mogen niet gebruikt worden.
BELANGRIJK: Vooraleer u aanbouwap-
paraten, die niet speciaal voor dit voertuig
bestemd zijn, aanbrengt, neemt u contact
op met de bevoegde handelaar. Hij zal con-
troleren of die aanbouwapparaten op het
voertuig mogen gemonteerd en gebruikt
worden. Dat is belangrijk voor de veiligheid
van bestuurder en voertuig en in het kader
van eventuele garantieaanspraken.
Belangrijk
Vóór het aanbrengen de gebruiksaanwij-
zing van het te gebruiken hulpstuk lezen!
 Rijd met het voertuig naar het aanbou-
wapparaat. Laat het frame van het ap-
paraat zakken tot het in de apparaat-
houder kan worden gebracht.
Instructie: Aanbouwsysteem moet
passen, er staan 3-punt cat. II en 4-
punt-toestelframes ter beschikking.
 Toestelframe optillen tot het aanbouw-
toestel kan worden vergrendeld.
 Topstang aan de machine en het aan-
bouwtoestel aanbrengen en borgen
met bout en veerstekker.
 Motor uitzetten.
79

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents