Gebruik; Omschrijving Installatie - Kessel NS 1 Installation And Operating Instructions Manual

Grease separator euro “g” for underground installation
Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

2.1 Gebruik

Dierlijke en plantaardige vetten mogen niet worden afgevo-
erd naar de openbare afvalverwerkingsinstallaties en naar
waterlopen, omdat zij in afgekoelde staat vernauwingen in
de diameter en verstoppingen van de afvoerleidingen vero-
orzaken. Verder ontstaan er na een korte rottingstijd vetzu-
ren, die tot reukoverlast leiden en inwerken op buisleidingen
en bouwwerken van de afwateringsinstallaties. De gestolde
vetlaag op het wateroppervlak belemmert bovendien de
noodzakelijke zuurstoftoevoer bij waterlopen en zuiverings-
installaties.
DIN 1986 deel 1 vereist dat schadelijke stoffen worden te-
gengehouden. Om deze redenen moeten vetafscheiderin-
stallaties conform DIN 4040 of prEN 1825 worden voorzien,
waarvan het afval op passende wijze moet worden ver-
werkt.
De KESSEL-vetafscheiderinstallatie wordt bedrijfsklaar ge-
leverd.
Iedere tank is afzonderlijk op een pallet verpakt. Montage-
materiaal en accessoires zijn meeverpakt op pallets, in som-
mige gevallen ook in de tanks.
De installatie vóór de inbouw op transportschade onder-
zoeken.
De vetafscheiders voor plaatsing in de grond moeten buiten
het gebouw zo dicht mogelijk bij de afvoeren worden inge-
bouwd. In voorkomende gevallen moeten de aansluitleidin-
gen van de toevoer naar de vetafscheider met thermische
isolatie of verwarmd worden aangelegd. Door gebruik te
maken van telescopische opzetstukken wordt de vereiste
vorstvrije inbouwdiepte bereikt en wordt een eenvoudige aan-
passing aan de toe- en afvoerleiding (kanaal) tot stand ge-
bracht. De afdekkingen voor de belastingsklassen A / B, D
zijn stankdicht vastgeschroefd en komen overeen met EN
124.
Bij de inbouw moet op het volgende worden gelet:
- De bouwgrond moet horizontaal en egaal zijn om de fun-
ctionaliteit van de installatie te waarborgen Bovendien
moet de bouwgrond voldoende draagkracht bezitten. Als
ondergrond is een 25 - 30 cm dikke laag 97% Dpr 0/16
verdichte steenslag nodig. Daarop moet ca. 10 cm split
worden opgebracht.
- De tank(s) over het gehele vlak in de voorbereide splitlaag
zetten.
- Tank tot de hoogte van de afvoer vullen met water en con-
troleren op lekkende plekken. Als er water naar buiten
komt, moet eerst de schroefkoppeling worden gecontro-
leerd en zo nodig worden aangehaald. Mocht dit niet het
gewenste resultaat opleveren, moet worden gecontroleerd
of de profielafdichting correct zit en of er vuil of beschadi-
gingen op zitten; indien nodig moet zij worden vervangen.
- De zijkant moet met 0/16 steenslag worden opgevuld. De
afzonderlijke lagen moeten kleiner dan 30 cm zijn. Er moet
2. Algemeen
2.2 Omschrijving van de installatie
De KESSEL-vetafscheiderinstallaties van de uitvoering rond
bestaan uit de vetafscheider zelf en een geïntegreerde slib-
vanger.
De tanks en ingebouwde onderdelen bestaan uit polyethy-
leen (PE). De opzetstukken van de installaties zijn van duro-
plast of polypropyleen (PP). Door het gladde, wasachtige
oppervlak van het materiaal PE is geen extra coating nodig.
De vetafscheiderinstallaties voor plaatsing in de grond zijn
verkrijgbaar voor gewenste inbouwdiepten en afdekkings-
klassen (A, B, D).
U vindt de technische gegevens op het typeplaatje van de
installatie en in het installatiepaspoort in deze bedienings-
handleiding.
3. Inbouw
voor de verdichting een trilplaat worden ingezet.
- Als opgevuld is tot aan de toe- en afvoer van de installatie,
de toe- en afvoerleidingen aansluiten. Vervolgens verder
opvullen.
- Bij valpijpen aan de toevoerkant moet een bezinktraject van
ca. 1 m lengte met een afschot van minim. 1:50 worden ge-
koppeld. De overgang van de valpijp naar het bezinktraject
moet worden uitgevoerd met bochten van 45°.
Hierdoor vermindert
- het gevaar dat sifons en stankafsluiters worden leeggezo-
ge
- de zuurstofinbrenging en daardoor de stankvorming
- de schuimvorming in de afscheider
De laatste laag wordt opgevuld met 0/16 steenslag en licht
verdicht 97% Dpr.
Het opzetstuk op de gewenste positie brengen en met be-
hulp van de klemring vastzetten. De fijnafstemming op de
definitieve hoogte uitvoeren met de stelschroeven. Hierbij
moet gewaarborgd zijn dat ook de toe- en afvoeren later
nog toegankelijk zijn voor reinigingsdoeleinden. Mocht het
opzetstuk te diep in de tank vallen, moet het opzetstuk in-
dien nodig navenant worden afgezaagd.
Grondafschot tot max. 5° kan worden gecompenseerd door
het opzetstuk schuin te zetten. Bij de 4 is de kleinste tank
op poten gezet om het hoogteverschil te compenseren.
Hier moet worden opgelet dat de daardoor optredende holle
ruimte tussen de grond en de onderkant van de tank goed
opgevuld en verdicht wordt 97% Dpr.
Dichtheidscontrole van het opzetstuk:
Tank inbouwen conform inbouwvoorschrift. Voordat het op-
zetstuk ingetrild wordt, c.q. de betonlaag wordt aangelegd,
moet de dichtheid van de opzetstukken worden gecontro-
leerd. Daartoe de tank(s) tot de bovenrand van het opzetstuk
met water vullen en controleren op mogelijke lekkages.
40

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Ns 2Ns 4

Table of Contents