Stalling - Jacobsen HR 5111 Parts And Maintenance Manual

Hide thumbs Also See for HR 5111:
Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

4.22 STALLING ________________________________________________________________

Algemeen
1. De tractor dient eerst grondig te worden gewassen
en gesmeerd. Repareer en lak beschadigd of
blootgesteld metaal.
2. Inspecteer de tractor, draai alle bevestigingen vast
en vervang versleten of beschadigde onderdelen.
3. Tap de radiator af en vul hem opnieuw.
4. Maak de banden grondig schoon en stal de tractor
zodanig dat de banden onbelast zijn. Als de tractor
niet op draagsteunen staat, controleer de banden
dan regelmatig en breng ze waar nodig opnieuw op
spanning.
5. Houd de machine en alle accessoires tijdens de
stalling schoon, droog en beschermd tegen het
weer. Stal de uitrusting nooit nabij een open vlam of
mogelijke
vonkvorming
brandstof of brandstofdampen kunnen ontsteken.
Accu
1. Verwijder,
reinig
rechtstandige positie op een koele, droge plaats.
2. Tijdens opslag moeten accu's iedere 60-90 dagen
worden gecontroleerd en opgeladen.
3. Zoals gezegd moeten accu's op een koele, droge
plaats worden bewaard, waarbij het belangrijk is dat
de
zelfontladingssnelheid
omgevingstemperatuur dient daarom niet hoger dan
27°C
te zijn, en niet lager dan -7°C
voorkomen dat de elektrolyt bevriest.
Motor (algemeen)
1. Terwijl de motor warm is, dient de aftapplug te
worden verwijderd om de olie uit de krukkast af te
voeren, en het oliefilter te worden vervangen. Plaats
de aftapplug terug en vul de krukkast met verse olie.
Laat de motor afkoelen alvorens hem te starten.
2. Reinig het binnenste van de motor. Lak blootgesteld
metaal of breng een dunne laag roestwerende olie
op.
3. Voeg een brandstofconditioner of biocide toe om
gelering van of bacteriegroei in de brandstof te
voorkomen
Raadpleeg uw plaatselijke brandstof-
leverancier.
4. Als de tractor overdekt wordt gestald, moet de
brandstof uit de tank worden afgetapt.
5. Sluit de brandstofafsluitklep.
tengevolge
en
bewaar
accu's
wordt
beperkt.
Maaieenheden
1. Was de maaieenheden grondig en repareer of lak
vervolgens al het beschadigde of blootgestelde
metaal.
2. Smeer alle bevestigingen en frictiepunten.
Om lichamelijk letsel en beschadiging van de
snijranden te voorkomen, dienen de kooimessen met
de grootste voorzichtigheid te worden gehanteerd.
Na stalling
1. Plaats de accu na controle weer terug.
2. Controleer de brandstof- en luchtfilters en geef ze
eventueel een onderhoudsbeurt.
waarvan
3. Controleer het radiatorkoelmiddelpeil.
4. Controleer het oliepeil in de motorkrukkast en het
hydraulisch systeem.
in
een
5. Vul de brandstoftank met verse brandstof. Ontlucht
het brandstofsysteem.
6. Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning
hebben.
7. Verwijder alle olie van de kooimessen en het
ondermes. Stel het ondermes en de maaihoogte bij.
De
8. Start en bedien de motor met de smoorregeling op
om te
half. Geef de motor voldoende tijd om goed warm te
lopen en gesmeerd te raken.
Bedien de motor nooit zonder goede ventilatie.
Uitlaatgassen kunnen bij inademing dodelijk zijn.
ONDERHOUD
!
VOORZICHTIG
!
WAARSCHUWING
4
NL-27

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents