Download Print this page

Grundfos PS.R.05-17 Installation And Operating Instructions Manual page 11

Pumping station systems
Hide thumbs Also See for PS.R.05-17:

Advertisement

Available languages

Available languages

5.3 De put installeren
Controleer, voordat u de put installeert, of de funderings- en
bodemlagen overeenkomen met de richtlijnen in
voorbereiden
.
Wanneer de put moet worden geïnstalleerd bij een
temperatuur lager dan 0 ºC, draait u alle bouten van de
leidingflenzen los en daarna weer vast wanneer de put
geïnstalleerd is. Dit voorkomt spanning in de leidingen.
Volg de installatiestappen:
1. Plaats de put of de klepkamer op de bodemlaag.
• Controleer of de put of de klepkamer verticaal is geplaatst.
2. Voer de opvulling uit.
Controleer of de opvulling wordt uitgevoerd volgens de
richtlijnen in
5.7
Vulgrond.
• Het grondwater mag niet boven de bodemlaag uitstijgen
voordat de vulgrond volledig is gestort.
• Pers de vulgrond samen rond de put tot aan het onderste
gedeelte van een leidingaansluiting voordat u de leiding
aansluit.
5.4 De leidingen aansluiten
Openingen voor de toevoerleiding, elektrische aansluiting en
ontluchting dienen ter plekke te worden geboord.
Controleer het volgende voordat u de leidingen aansluit:
De leidingen en pakkingen moeten schoon zijn.
De toevoerleiding moet correct zijn uitgelijnd met de
leidingaansluiting.
Voorzie de put van een ontluchtingspijp, deze wordt als
accessoire geleverd.
Plaats de zuig- en persleidingen in overeenstemming met
de lokale voorschriften.
1. Markeer de locatie van de instroomopening op de put.
2. Boor de gemarkeerde plek met een gatenboor.
3. Verwijder alle bramen van de opening.
5.5 De locatie van de instroomleiding
De instroomleiding mag niet geplaatst worden binnen het
aangegeven gebied in de afbeelding hieronder, want dat kan de
werking van de vlotterschakelaars hinderen.
x
Locatie van toevoer, x = 200 mm
5.1 De fundering
x
5.5.1 Instroomopening boren
De onderstaande tabel geeft aan welke gatenboor moet worden
gebruikt voor de verschillende leidingdiameters.
Afdichting Leidingdiameter
LM50/40
40
LM50/50
50
LM50/63
63
LM50/75
75
LM50/90
90
L965/110
110
L965/160
160
LM100/200 200
PS.R.05 - PS.R.10
Boor de toevoeropening in het cilindrische, gladde deel.
∅ 500-1200
De toevoeropening boren,
PS.R.17
De gatenboor moet een diepte van minimaal 90 mm
hebben.
De toevoeropening moet niet te dicht bij leidingen,
vlotterschakelaars of andere onderdelen van de put
worden geboord.
Tolerantie van
Gatenboor
de gatenboor
[mm]
[mm]
51
-2/+1
60
-2/+1
75
-2/+1
86
-2/+1
102
-2/+1
127
-0/+2
177
-0/+2
212
-2/+1
139

Advertisement

loading