Werken Met De Dwarsslede; Bovenslede (Fig. 5); Werken Met De Bovenslede; De 3-Klauwplaat (Fig. 6) - Proxxon FD 150/E Manual

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 15

Werken met de dwarsslede

1. De dwarsslede (samen met de bovenslede) kan op de gelei-
ding van het machinebed naar de bewerkingspositie tegen het
werkstuk geschoven worden. Daarvoor klemhendel 4 los-
draaien, de slede naar de gewenste positie verschuiven en
klemhendel 4 weer spannen.
2. Voor of tijdens het werken zo nodig de positie van het de
draaibeitel 3 door draaien van het handwiel 2 afstellen.

Bovenslede (fig. 5)

De bovenslede 1 maakt de onmiddelijke geleiding en de ver-
plaatsing van de beitelhouder incl. draaibeitel bij voorkeur in de
lengterichting mogelijk.
Daarnaast is bij onze machine de bovenslede draaibaar: Hierdoor
kunnen niet alleen cilindrische werkstukken worden gemaakt
door de draaibeitel parallel aan de lengterichting van de machi-
ne te bewegen (lengtedraaien): Ook conische werkstukken of
kegelvormige segmenten kunnen worden gedraaid, als de bo-
venslede iets wordt gedraaid.
Wij hebben daartoe een hoekschaal gemonteerd met behulp
waarvan de hoek van de te vormen conus kan worden ingesteld.
De route van de slede op de precieze zwaluwstaartgeleiding is
60 mm.

Werken met de bovenslede

In de uitvoertoestand is de bovenslede 1 precies ingesteld op
=0°, d.w.z.. voor het (cilindrisch) lengtedraaien.
1. De draaibeitel 3 door draaien van het handwiel 2 radiaal naar
de gewenste positie brengen
2. Machine inschakelen. Let op: de klauwplaatbescherming 6
moet zich in de laagste positie bevinden!
3. Door draaien van het handwiel 5 de bovenslede 1 met de
draaibeitel met de gewenste instelling langs het roterende
werkstuk schuiven
Als een conus of kegel wordt gedraaid, moet de bovenslede 1
met het gewenste getal worden gedraaid:
1. Bovenslede 1 door draaien van het handwiel 5 zo ver naar
rechts bewegen, dat de bout 4 toegankelijk wordt
2. Bout 4 losdraaien en aan de hand van de markeringen op de
hoekschaal 7 de gewenste kegelvorm instellen.
3. Bout 4 weer vastzetten. Door draaien van het handwiel 5 kan
de bovenslede en daarmee de draaibeitel bij het draaien wor-
den bewogen.
Let op dat hier, zoals bij de andere handwielen van de machine
ook de schaalringen beweegbaar zijn en op nul kunnen worden
gezet. De afgelegde weg van de beitel kan dan op de schaal wor-
den afgelezen. Een omwenteling van het handwiel komt overeen
met een afstand van 1 millimeter.
- 58 -

De 3-klauwplaat (fig. 6)

De spanklauwplaat 1 dient voor de opname en het spannen van
de te bewerken werkstukken. Deze heeft een doorlaat van 8,5
mm, net als de werkspil van de machine. Zo kunnen ronde ma-
terialen met een diameter van ruim 8 mm ook door de spil wor-
den geleid!
Als een langer werkstuk wordt ingespannen, dat door de spil
wordt geleid en naar links uitsteekt, bestaat een groter risico op
letsel. Wees in dit geval bijzonder voorzichtig, zodat geen voor-
werpen door de roterende as worden gegrepen. Zorg er voor dat
dit gebied speciaal wordt afgezet.

Spannen van het werkstuk:

de beide meegeleverde stiften 2 en 3 in de daarvoor bestemde
gaten aan de omtrek van de beide klauwlichamen steken en de
beide klauwdelen tegen elkaar verdraaien om de spanklauwen te
openen. De tegengestelde draairichting zorgt er na het inzetten
van het werkstuk voor dat de bekken sluiten en daarmee het
werkstuk vastklemt.

Draaien van de bekken (fig. 7):

Als de bekken, zoals hierboven beschreven, helemaal naar bui-
ten worden gedraaid, kunnen zij eraf worden gehaald en weer
worden ingezet.
De afbeelding 7a laat een keer de normale stand zien: deze dient
voor de conventionele spanning zoals in fig. 7a wordt getoond
en voor het spannen van bijv. buismateriaal van binnen. Rechts
zijn de gedraaide bekken weergegeven: In deze positie kunnen
ook werkstukken met grote buitenomtrek worden gespannen
(Fig. 7b).
1. Let op: de bekken zijn genummerd! De draaiklauwplaat zo
ver openen dat de bekken uit de klauwplaat loskomen. Dit ge-
beurt in de volgorde 3, 2 en 1.
2. De bekken omdraaien en nr. 3 eerst in een van de drie gelei-
dingen brengen.
3. Bek nr. 3 in de richting van het midden van de draaiklauwplaat
duwen en gelijktijdig de klauwplaat in de richting "spannen"
draaien.
4. Als de schroefdraad de bek nr. 3 heeft gespannen, moet de
bek nr. 2 in de volgende geleiding (naar rechts) worden in-
gezet.
5. Proces zoals hierboven beschreven met nr. 2 en nr. 1 uitvoe-
ren.
6. Aansluitend controleren of alle bekken in een gecentreerde
positie staan.
7. Als u weer met de binnenbekklauwplaten wilt werken, her-
haalt u de hiervoor beschreven stappen, echter in omge-
keerde volgorde, d.w.z. eerst de bekken nr. 1 en 2 en daarna
nr. 3 inzetten.
Let op!

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents