Trainingskeuze - Tunturi T70 Owner's Manual

Hide thumbs Also See for T70:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
4. Indien de console niet op het hartslagsignaal reageert
of indien er een probleem ontstaat bij de meting van de
loopafstand, de console keert terug naar waar de PSC-
invoer is gemaakt. Bij zulke storingssituaties verschijnt er
op de display gedurende vijf seconden de tekst CHECK
TRANSMITTER. Controleert u in dat geval of u de gegeven
aanwijzingen over het gebruik van de hartslaggordel op
de juiste manier hebt opgevolgd.
Als de limieten van de snelheidsbereiken naar uw mening
in orde zijn, kunt u de PSC-functie voortaan in gebruik
nemen door PSC ON instellen, de DRAAI-toets en START-
toets te drukken en daarna de trainingsvorm te kiezen,
die u wenst. Als u de marges van de snelheidsbereiken
wilt veranderen, herhaal dan stappen 1-3 door op een
geschikter punt op de mat te gaan staan.
1. Kies de trainingsvorm Manual, Rolling Hills, en
conditietest of de op de instelling van de hellingshoek
gebaseerde standaardhartslagtraining. Hierbij kunt u de
snelheid van de loopmat regelen met behulp van de
PSC functie. Of de PSC-functie geactiveerd is, kunt u zien,
doordat het PSC-lichtsignaal van de console brandt. De
gegevens op de balken laten zien, in welk snelheidsbereik
u zich telkens bevindt (+ = sneller, O = standaard, - =
langzamer).
2. Begin uw trainingskeuze door op de START-toets
te drukken en regel de snelheid van de loopmat door
er naar voren of naar achteren op te bewegen. Let u er
wel op, dat tijdens de PSC functie ook de toetsen van
de snelheidsreguilatot (schildpad/haas) functioneren.
BELanGriJK! Indien de PSC-functie u niet al van
vroeger bekend is, raden wij u aan, u in een rustig
trainingstempo met deze functie vertrouwd te maken.
3. U schakelt het gebruik van de PSC-functie uit door
na beëindiging van uw training twee keer op de
STOPtoets te drukken.

TRAININGSKEUZE

Draai het DRAAI-wiel zo lang, totdat het signaallampje
brandt naast de door u gewenste training. U kunt dus
kiezen:
1. Een manueel doorgevoerde oefening, waarbij u zelf
tijdens de training zowel de snelheid als de hoek kunt
regelen;
2. Een hartslagaangepaste HRC-training, waarbij de
loopmat automatisch wordt geregeld zodat u permanent
bij de door u ingestelde hartslag traint. Zulke hartslag
aangepaste profielen vereisen altijd het gebruik
van de hartslaggordel;
3. Conditietest: de mat biedt twee testmogelijkheden, een
wandeltest van 2 km of een Coopertest van 12 minuten.
4. Een voorgegeven trainingsprofiel, waarbij de snelheid/
hellingshoek of het hartslaggniveau op een vooraf
ingestelde manier afwisselen.
MANUELE TRAINING
DirECt BEGinnEn:
1. Manuele training is de uitgangsinstelling van de
loopmat. U kunt de training direct beginnen door op de
START-toets te drukken. De mat beweegt nu met een
snelheid van 2km/h.
BEGin Via DE GEBrUiKErSinStELLinGEn:
2. Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw
training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens
op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de START-toets
bevestigt u de instelling.
3. Druk de DRAAI-wiel in, totdat het signaallampje naast
de MANUAL-tekst brandt.
4. Druk de START-toets in. De mat beweegt nu met
een snelheid van 1,5 km/h. U kunt deze snelheid verder
regelen met de Haas/Schildpad-toetsen en met PSC.
5. Om de minuut verschijnen op het profieldisplay de
snelheidsgegevens van de training. Na verloop van 20
minuten verdwijnt het displaybeeld van de monitor naar
links en kunt u de snelheidsgegevens van de afgelopen
20 minuten aflezen. Als u tijdens de training op het DRAAI-
wiel drukt, komen op het monitor de cumulatieve snel-
heids-, hellings-, hartslag- en atletiekbaanprofiel te staan.
6. Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te druk-
ken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten durende
pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt u de onderbro-
ken training voortzetten door de START-toets te drukken. In
de wachtmodus kunt u ook de training in het geheugen
opslaan (zie bij Geheugenfunctie). Door twee keer op het
DRAAI-wiel te drukken, beëindigt u het trainingsprogram-
ma; het display toont de gegevens over de geleverde
prestatie en gaat terug in de startmodus.
HARTSLAGAANGEPAS-
TE TRAINING
Gecontroleerde hartslagtrainingen geven de mogelijkheid
tot training op een gewenst hartslagniveau. Hartslagaan-
gepaste profielen veronderstellen altijd het gebruik van
de hartslaggordel. Als de hartslagmeting niet functio-
neert, verschijnt er in het tekstveld het foutteken CHECK
TRANSMITTER. Dan moet u controleren of u de gegeven
aanwijzingen voor het gebruik van de hartslaggordel hebt
opgevolgd.
1. Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw
training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens
op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de DRAAI-toets
bevestigt u de instelling.
2. Draai het DRAAI-wiel, totdat het signaallampje naast
de HRC-tekst brandt. Met de DRAAI-toets bevestigt u de
instelling.
3. Selecteer met de pijltoetsen een van de volgende
hartslagmodellen:
a) Snelheid besturing = De looptrainer houdt uw hartslag
door middel van de snelheidsbesturing constant. Indien
gewenst is de loophoek ook tijdens de training te veran-
deren.
b) Loophoek besturing = De besturing van de hartslag is
door de hellinghoek van de band aan te passen. In deze
mode, wordt de snelheid aangepast door op het Haas of
op de Schildpad-toets te drukken. Bij deze trainingsvorm
regelt u zelf de snelheid van de loopmat via de PSC-func-
tie of met behulp van de haas/ schildpad-toetsen.
c) Combinatie = De looptrainer houdt uw hartslag ook
constant door de hellinghoek en de snelheid evenredig
aan te passen.
4. Druk op de DRAAI-toets voor bevestiging van uw keuze.
5. Kies de gewenste hartslagniveau (80-180) met het
DRAAI-wiel .
6. Druk op de START-toets om training met een constant
48

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents