Dräger Polytron 8900 UGLD Instructions For Use Manual page 13

Hide thumbs Also See for Polytron 8900 UGLD:
Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

Mechanische invloeden op de installatie
Trillingen kunnen van invloed zijn op de metingen van de
ultrasoonsensor. Machines en leidingen kunnen trillingen in
het frequentiebereik van ultrasoongeluid veroorzaken.
Leidingen beschermen kabels en worden in de behuizing
geschroefd. Leidingen kunnen hoogfrequente trillingen
doorgeven aan de transmitterbehuizing.
Om trillingen te voorkomen, bestelt en gebruikt u de volgende
onderdelen.
● Kabelwartels voor flexibele leidingen
● Set voor installatie op afstand
4.2
Elektrische installatie
Zie voor de aanbevolen aanhaalmomenten en toegestane
bedradingsspecificaties 15.2 Kabelspecificaties.
4.2.1 Bedradingstabellen
®
4-20 mA / HART
-interface
Pin
Mar-
Functie
kering
1
PWR+ V+
2
PWR- V-
3
PWR- V-
Te gebruiken als het instrument niet gevoed
wordt door de centrale (separate voeding),
zie afbeeldingen F3 en E1 op de uitvouwpa-
gina.
4
4-
4 tot 20 mA signaal (gebruik als bron of sink)
20 mA
5
PE
Veiligheidsaarde
Optionele PE voor relaisaansluiting. Aanslui-
ting van PE op de 4-20 mA analoge uitgang
kan leiden tot aardlussen.
4.2.2 Afbeeldingen op de uitvouwpagina
Afbeel-
Aansluitschema voor instrumenten
ding
E
Met relais
F1
4-20 mA / HART (stroombron)
F2
4-20 mA / HART (stroomsink)
F3
4-20 mA / HART (separate voeding)
4.2.3 Voorbereiden van de elektrische installatie
1. Draai de stelschroef (2) los en schroef het deksel van het
instrument (afbeelding A op de uitvouwpagina).
2. Trek de PCB-unit naar buiten.
3. Raadpleeg de desbetreffende afbeelding op de
uitvouwpagina behorende bij uw Polytron-model en
signaaluitgang.
4.2.4 De 4-20mA/HART
Voor de aansluiting op een centrale (PLC) zie de bij de
centrale behorende documentatie.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron
®
-interface aansluiten
®
8900 UGLD
1. Trek de 5-pins connector eraf.
2. Sluit de drie draden voor de spanning en het signaal aan
op de daarvoor geschikte terminal, zoals aangegeven in
de bedradingstabel en -afbeelding.
3. Steek de connector terug in het contactpunt en draai de
schroeven aan.
4. Sluit het instrument, zie 4.2.6 Sluiten van het instrument.
4.2.5 Aarding
1. Aard de instrumentbehuizing ter plekke op de
aardingsaansluiting.
2. Verbind de afscherming van de draden uitsluitend met
instrumentaarding van de centrale (bijv. chassis, aardrail,
enz.).
De afscherming dient alleen aan het ene uiteinde te
worden aangesloten, tenzij er speciale maatregelen (bijv.
capacitieve aarding) worden genomen.
4.2.6 Sluiten van het instrument
1. Controleer of de volgende aansluitingen correct zijn
uitgevoerd:
a. Bedradingsschroeven met het juiste moment
aangehaald.
b. Alle kabelconnectors met schroeven geborgd.
c. De sensorconnector ingeplugd.
d. De uit de behuizing komende aardingskabel
aangesloten op het aansluitpunt van de PCB-eenheid
(afbeelding E op de uitvouwpagina)
2. Plaats de PCB-eenheid terug in de behuizing.
3. Schroef het deksel terug op zijn plaats tot het met het
juiste moment is aangehaald, en draai de stelschroef vast.
5
Inbedrijfstelling
5.1
Het instrument in bedrijf stellen
1. Schakel de spanningsvoorziening in.
 Het foutrelais is geschakeld.
 Het instrument doorloopt een opstartcyclus (LCD /
LED test, software-versie en initialisatie) en start de
opwarmperiode.
Het onderhoudssignaal op de 4-20 mA interface houdt
aan tot de sensor is opgewarmd.
 Het display geeft aan dat de sensor klaar is voor
meting in hh:mm:ss (aftellen) en het instrument geeft
het onderhoudssignaal door.
 Na het aftellen kan het instrument op normale wijze
gebruikt worden. Het display toont het actueel
gedetecteerde signaal, UGLD (ultrasonic gas leak
detection) en de meeteenheden. De groene LED is
verlicht.
2. Controleer datum en tijd.
3. Voer een bumptest uit.
|
nl
Inbedrijfstelling
13

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents