Werking; Stoppen; Reiniging; Gebruik Van Het Accessoire - Stiga PARK Series Instruction Manual

Ride-on lawnmower with seated operator
Hide thumbs Also See for PARK Series:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 75
NL
Warm starten
Voor modellen met tweewielaandrijving
1. Schakel de
aandrijving in (14:A1).
Voor modellen met vierwielaandrijving
1. Schakel de aandrijving in (15:A1-B1).
2.
Schakel de parkeerrem in (10:B).
3.
Breng het gaspedaal op volgas (11:A; 12:A).
4.
Het bedieningselement moet ingedrukt gehou-
den worden (12:B2) (indien aanwezig).
Draai de contactsleutel om en start de motor.
5.
Raadpleeg de instructies in de paragraaf
7.7.1 om door te gaan.

7.7.1 Werking

Doe als volgt om met de machine te werken:
• Trap het pedaal (10:B) volledig in en laat het weer
opkomen.
• Bedien het pedaal (10:F) om de machine te laten
bewegen.
• Rijd naar het werkgebied.
• Activeer, als er accessoires gemonteerd zijn, de
krachtafnemer (11:D, 12:D).
• Begin te werken.
7.8

STOPPEN

Ga als volgt te werk om te machine te stoppen:
• Schakel de krachtafnemer (11:D; 12:D) uit.
• Schakel de parkeerrem (10:B) in.
• Laat de motor één tot twee minuten stationair
draaien.
• Zet de motor af door de contactsleutel om te
draaien.
• Sluit de brandstofkraan. Dit is vooral belangrijk als
de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet
worden.
Als u de machine zonder toezicht achter-
laat, moet u de bougiekabels losmaken
en de contactsleutel verwijderen.
Onmiddellijk na het uitschakelen kan de
motor zeer warm zijn. Raak de demper,
de cilinder of de koelribben niet aan. Ge-
vaar op brandwonden.
7.9

REINIGING

Houd de motor, de demper, de accu en de
brandstoftank vrij van gras, bladeren en
18
NEDERLANDS (Vertaling van de oorspronkelijke instructies)
olie, om het gevaar voor brand te verklei-
nen.
Om het risico op brand te verminderen,
moet men regelmatig controleren of er
geen lekken van olie en/of brandstof zijn.
Spuit nooit water onder hoge druk op de
machine. Hierdoor kunnen asafdichtin-
gen, elektrische onderdelen of hydrauli-
sche kleppen beschadigd raken.
Maak de machine na gebruik altijd schoon. Houd u
hierbij aan de volgende aanwijzingen:
• Spuit geen water rechtstreeks op de motor.
• Maak de motor schoon met een borstel en/of
perslucht.
• Maak de koelluchtinlaat van de motor schoon.
• Start na het schoonmaken met water de machine
en de maaisysteemgroep, om het water te
verwijderen, dat anders in de lagers zou kunnen
dringen en daar schade veroorzaken.

8 GEBRUIK VAN HET ACCESSOIRE

Controleer of het gras dat u gaat maaien
vrij is van vreemde voorwerpen zoals ste-
nen etc.
8.1

MAAIHOOGTE

U krijgt de beste resultaten als een derde van de
hoogte van het gras wordt gemaaid. Zie afb. 23.
Als het gras lang is en veel korter moet worden, kunt
u beter twee keer maaien met twee verschillende
maaihoogtes.
Gebruik niet de minimum maaihoogte als het opper-
vlak van het gazon ongelijkmatig is.
Anders loopt u het gevaar dat het maaisysteem be-
schadigd raakt door het oppervlak en dat de toplaag
van het gazon wordt verwijderd.
8.2

MAAIADVIES

Volg voor een optimaal maairesultaat onderstaande
aanwijzingen op.
• Maai het gras regelmatig.
• Gebruik de motor op volle kracht.
• Het gras moet droog zijn.
• Zorg ervoor dat het maaisysteem scherp is.
• Houd de onderzijde van de maaisysteemgroep
schoon.

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents