Download Print this page

Arrow CVC Quick Manual page 11

Central venous catheter
Hide thumbs Also See for CVC:

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
NL
Centraal veneuze katheter (CVK)
Indicaties:
De Arrow CVK is bestemd om centraal veneuze toegang voor kortdurend gebruik
(< 30 dagen) te verschaff en ter behandeling van ziekten of aandoeningen waarbij een centraal
veneuze lijn vereist is, zoals onder meer bij:
gebrek aan bruikbare perifere infuuslocaties
bewaking van de centraal veneuze druk
totale parenterale voeding (TPV)
infusie van vloeistoff en, geneesmiddelen of chemotherapeutica
frequente bloedafname of toediening van bloedtransfusie/bloedproducten
Raadpleeg aanvullende etikettering en documentatie voor productspecifi eke indicaties.
Contra-indicaties:
Geen, voor zover bekend. Raadpleeg aanvullende etikettering en documentatie voor
productspecifi eke contra-indicaties.
Algemene waarschuwingen en
voorzichtigheidsmaatregelen
Waarschuwingen:
1. Steriel, eenmalig gebruik: Niet opnieuw gebruiken, voor hergebruik geschikt maken
of opnieuw steriliseren. Hergebruik van het hulpmiddel vormt een potentieel risico
van ernstig letsel en/of infectie met mogelijk overlijden tot gevolg.
2. Lees vóór gebruik alle waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en instructies in de
bijsluiter. Dit nalaten kan ernstig letsel of overlijden van de patiënt tot gevolg hebben.
3. De katheter mag niet in het rechteratrium of het rechterventrikel worden geplaatst
of erin blijven zitten. Een röntgenonderzoek of andere methode moet aantonen dat
de kathetertip zich in het onderste derde van de v. cava superior bevindt, conform de
beleidsregels en procedures van de instelling.
4. Clinici dienen zich bewust te zijn van de kans dat de voerdraad verstrikt raakt in
een in de bloedbaan geïmplanteerd hulpmiddel. Als de patiënt een implantaat in de
bloedbaan heeft, verdient het aanbeveling de katheterprocedure onder direct zicht
uit te voeren om zo het risico van verstrikking van de voerdraad te verminderen.
5. Oefen geen overmatige kracht uit bij het inbrengen van de voerdraad of de
weefseldilatator aangezien dit tot vaatperforatie, bloeding of beschadiging van
componenten kan leiden.
6. Wanneer de voerdraad tot in het rechterhart wordt opgevoerd, kan dit
ritmestoornissen, rechterbundeltakblok en perforatie van vaat-, atrium- of
ventrikelwand veroorzaken.
7. Oefen geen overmatige kracht uit bij het plaatsen of het verwijderen van de katheter
of de voerdraad. Door overmatige kracht kunnen componenten breken of beschadigd
raken. Bij vermoeden van beschadiging of als het verwijderen niet gemakkelijk kan
worden uitgevoerd, moet een röntgenfoto worden gemaakt en om verder overleg
worden verzocht.
8. Als katheters die niet zijn geïndiceerd voor hogedrukinjectie, voor
hogedruktoepassingen worden gebruikt, kan dit leiden tot interluminale lekkage of
scheuren met mogelijk letsel tot gevolg.
9. Fixeer, hecht of niet de katheter niet vlak bij de uitwendige diameter van het centrale
kathetergedeelte of de verlengslangen om het risico te beperken dat in de katheter
wordt gesneden, hij wordt beschadigd of de stroming erin wordt belemmerd. Fixeer
de katheter uitsluitend op de aangeduide stabilisatieplaatsen.
10. Er kan een luchtembolie ontstaan als er lucht in een hulpmiddel voor centraal veneuze
toegang of een vene terechtkomt. Laat geen open naalden of niet-afgedopte, niet-
afgeklemde katheters achter in de punctieplaats van de centraal veneuze katheter.
Gebruik met hulpmiddelen voor centraal veneuze toegang uitsluitend stevig
vastgedraaide Luer-lockaansluitingen ter bescherming tegen onbedoelde loskoppeling.
11. Clinici moeten zich ervan bewust zijn dat de schuifklemmen onbedoeld kunnen
worden verwijderd.
12. Clinici moeten op de hoogte zijn van de aan centraal veneuze katheters verbonden
complicaties, waaronder:
harttamponnade
wegens
perforatie van de
vaat-, atrium- of
ventrikelwand
pleuraal letsel (bijv.
pneumothorax) en
mediastinaal letsel
luchtembolie
katheterembolie
Voorzichtigheidsmaatregelen:
1. Modifi ceer de katheter, de voerdraad of enige andere component van de kit/set niet
bij het inbrengen, gebruiken of verwijderen.
2. De procedure moet worden uitgevoerd door opgeleid personeel dat een grondige
kennis heeft van anatomische oriëntatiepunten, veilige technieken en mogelijke
complicaties.
3. Gebruik standaard voorzorgsmaatregelen en volg de gevestigde beleidsregels en
procedures van de instelling.
katheterocclusie
hematoom
hemorragie
laceratie van ductus
vorming van
thoracicus
fi brinelaag
bacteriëmie
infectie van
septikem
uitgangsplaats
trombose
vaaterosie
onbedoelde
verkeerd geplaatste
arteriepunctie
kathetertip
zenuwletsel
ritmestoornissen
4. Sommige desinfecterende middelen die op de inbrengplaats van de katheter
gebruikt worden, bevatten oplosmiddelen die het kathetermateriaal kunnen
verweken. Alcohol, aceton en polyethyleenglycol kunnen de structuur van
polyurethaan materialen verweken. Deze middelen kunnen ook de kleefl aag tussen
de katheterfi xatiepleister en de huid verweken.
Gebruik geen aceton op het katheteroppervlak.
Laat de buitenkant van de katheter niet met alcohol doortrekken of laat geen alcohol
in een katheterlumen staan om de doorgankelijkheid van de katheter te herstellen of
infectie te voorkomen.
Breng geen zalf die polyethyleenglycol bevat, aan op de inbrengplaats.
Wees voorzichtig bij het infunderen van geneesmiddelen met een hoog alcoholgehalte.
Laat de inbrengplaats volledig drogen alvorens het verband aan te leggen.
5. Zorg voorafgaand aan gebruik dat de katheter doorgankelijk is. Gebruik geen spuiten
die kleiner zijn dan 10 ml (een met vloeistof gevulde 1 ml spuit kan de 2068,4 kPa
overschrijden), om het risico van intraluminale lekken of katheterscheuren te
beperken.
6. Beperk manipulaties van de katheter gedurende de gehele procedure tot een
minimum zodat de tip in de juiste positie blijft liggen.
Kits/sets bevatten mogelijk niet alle toebehorende componenten
die in deze gebruiksaanwijzing nader worden beschreven. Maak
u vertrouwd met de instructies voor individuele componenten
vóór aanvang van de procedure.
Voorgestelde procedure:
Punctieplaats reinigen/ontsmetten:
1. Leg de patiënt in een houding die geschikt is voor de inbrengplaats.
• Subclaviculaire of jugulaire benadering: breng de patiënt in een lichte
trendelenburgligging (naarmate deze wordt verdragen) om het risico van luchtembolie
te verminderen en de veneuze vulling te bevorderen.
• Femorale benadering: leg de patiënt op de rug.
2. Reinig/ontsmet de huid met een geschikt antisepticum.
3. Dek de punctieplaats af.
4. Dien lokale verdoving toe volgens de beleidsregels en procedures van de instelling.
5. Voer de naald af.
SharpsAway II vergrendelde naaldenbeker (indien verstrekt):
De SharpsAway II vergrendelde naaldenbeker dient voor het afvoeren van naalden
(15 Ga. à 30 Ga.).
Duw de naalden met een eenhandige techniek stevig in de openingen van de naaldenbeker
(zie afbeelding 1).
In de naaldenbeker gedeponeerde naalden worden automatisch vastgezet zodat ze niet
opnieuw kunnen worden gebruikt.
Let op: Probeer naalden die in de SharpsAway II vergrendelde naaldenbeker
gedeponeerd zijn, niet eruit te verwijderen. Deze naalden zitten stevig vast. De
naalden kunnen beschadigd raken als ze uit de naaldenbeker worden geforceerd.
Indien een SharpsAway-schuimsysteem is geleverd, kunnen naalden na gebruik in het
schuim worden gedrukt.
Let op: Gebruik naalden niet opnieuw nadat ze in het SharpsAway-schuimsysteem zijn
gedrukt. Er kunnen deeltjes aan de naaldtip blijven vastzitten.
Katheter gereedmaken:
6. Spoel elk lumen door met voor injectie bestemd steriel fysiologisch zout om vast te stellen
dat het doorgankelijk is en vul elk lumen.
7. Klem de verlengslang(en) af of bevestig er (een) Luer-lockaansluiting(en) aan om het
fysiologische zout binnen het lumen (of de lumina) te houden.
8. Dop de distale verlengslang niet af om de voerdraad te kunnen opvoeren.
Waarschuwing: Verander de lengte van de katheter niet door hem af te knippen.
Initiële veneuze toegang verkrijgen:
Echogene naald (indien verstrekt):
Een echogene naald dient om toegang tot het vaatstelsel te verkrijgen zodat een voerdraad
kan worden ingebracht waarmee de katheter gemakkelijker kan worden geplaatst. De naaldtip
is ongeveer over 1 cm zodanig behandeld dat de clinicus de exacte locatie van de naaldtip kan
vaststellen bij het verrichten van een vaatpunctie onder echoscopie.
Beveiligde naald/veiligheidsnaald (indien verstrekt):
Een beveiligde naald/veiligheidsnaald moet worden gebruikt conform de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
Arrow Raulerson-spuit (indien verstrekt):
Een Arrow Raulerson-spuit wordt gebruikt in combinatie met de Arrow Advancer om de voerdraad
in te brengen.
9. Breng de introducernaald of de katheter/naald met de daaraan bevestigde spuit of de Arrow
Raulerson-spuit (indien verstrekt) in de vene in en aspireer.
Waarschuwing: Laat geen open naalden of niet-afgedopte, niet-afgeklemde
katheters achter in de punctieplaats van de centraal veneuze katheter. Dergelijke
praktijken kunnen tot een luchtembolus leiden.
11
steriele techniek gebruiken.

Advertisement

loading