Enerpac Pro Series Instruction Sheet page 81

9.0 PROBLEMEN OPLOSSEN
Only qualifi ed hydraulic technicians should service the pump or system components. A system failure may or may not be the
Uitsluitend bevoegde hydraulische technici mogen onderhoud aan de pomp of systeemonderdelen verrichten. Een systeemstoring
kan al dan niet het gevolg zijn van een pompdefect. Om de oorzaak van het probleem vast te stellen moet het volledige systeem in
een diagnoseprocedure worden betrokken.
De volgende informatie is uitsluitend bedoeld om te worden gebruikt als hulpmiddel om vast te stellen of er een probleem
aanwezig is. Voor reparatieonderhoud neemt u contact op met uw plaatselijke bevoegde Enerpac Servicecentrum.
Probleem
Pomp start niet.
Afstandsbediening werkt niet.
De motor slaat af onder belasting.
Stuurventiel werkt niet.
De pomp bouwt geen druk op of
bouwt minder dan volledige druk op.
Pomp bouwt volledige druk op, maar
de momentsleutel gaat niet vooruit.
Momentsleutel maakt geen
automatische cyclus, of de cyclus is
onregelmatig.
Momentsleutel wordt niet
ingetrokken.
De pomp wordt heet.
* Raadpleeg zo nodig de secties 6.6 en 6.7 voor LCD foutcodes en waarschuwingen.
Probleemoplossingsgids*
Mogelijke oorzaak
Foutconditie.
Motorborstels helemaal versleten
(ZU4 Modellen alleen).
Pomp in LOCAL-modus.
Pendel beschadigd.
Lage spanning.
Geen stroom op de pomp of verkeerde
spanning.
Spoelkabel losgekoppeld of beschadigd.
Elektromagnetische spoel werkt niet.
Klep niet afgesteld of werkt niet.
Laag oliepeil.
De drukontlastklep staat te laag ingesteld.
Uitwendig systeemlek
Inwendig lek in de pomp.
Inwendig lek in de klep.
Inwendig lek in systeemonderdeel.
Moment is groter dan de sleutelcapaciteit
bij maximale druk.
Vooruitstroom naar sleutel beperkt of
geblokkeerd.
Automode is OFF.
Ontlastklepinstelling op of onder
"HI PRESS" waarde (of onder de
overeenkomstige drukinstelling voor het
geselecteerde moment).
HI PRESS instelling onder de 96 bar
[1400 PSI].
Retourleiding beperkt of geblokkeerd.
Klepdefect.
Vooruit- of achteruitstroom beperkt.
Hoge omgevingstemperatuur.
Actie
Zie sectie 6.6, LCD-foutcondities.
Zie sectie 7.3, Motorborstel vervanging.
Zie sectie 6.5 M, Local-menu.
Zie sectie 6.5 O, Diagnose-menu.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Zie secties 6.5 J en 6.7.
Schakel andere elektrische belastingen uit.
Gebruik een zwaarder verlengsnoer.
Sluit aan op de juiste stroombron per pomp naamplaatje.
Kabel verbinden, herstellen of vervangen.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Olie bijvullen volgens sectie 4.3.
Afstellen volgens sectie 5.2.
Inspecteren en repareren of vervangen.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Gebruik momentsleutel met grotere capaciteit.
Controleer de koppelingen op volledige inschakeling. Zie
sectie 4.5.
Automode ON (inschakelen). Zie secties 5.3 en 6.5 D.
Ontlastklepinstelling verhogen. Zie sectie 5.2.
HI PRESS instelling verhogen boven de 96 bar [1400 PSI].
Controleer de koppelingen op volledige inschakeling. Zie
sectie 4.5.
Laat motor draaien tijdens het achteruit werken.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Controleer de koppelingen op volledige inschakeling. Zie
sectie 4.5.
Installeer de warmtewisselaar.
81