Stroomvoerende leidingen – Leidingen die van het
elektro-afrasteringsapparaat stroomstoten met hoge
spanning ontvangen.
Veilige zone – De kant van een elektrische
veiligheidsafrasteringwaar een persoon zonder de
bescherming van een fysieke begrenzing met de
elektrische afrastering in contact kan komen.
Vereisten voor elektrische weide-afrasteringen
Elektrische weide-afrasteringen en de bijbehorende
apparaten dienen zodanig te worden geïnstalleerd,
gebruikt en onderhouden dat het gevaar voor
personen, dieren of hun omgeving wordt
geminimaliseerd.
Elektrische weide-afrasteringsconstructies waarin
dieren of personen makkelijk verstrikt kunnen raken,
behoren niet gebruikt te worden.
Een elektrische afrastering mag niet op twee of meer
elektro-afrasteringsapparaten of op onafhankelijke
afrasteringscircuits van hetzelfde elektro-
afrasteringsapparaat worden aangesloten.
De afstand tussen de draden van twee elektrische
afrasteringen die door gescheiden, met onafhankelijke
impulsen werkende elektro-afrasteringsapparaten
worden gevoed, dient minstens 2 m te bedragen. Als
deze opening moet worden gesloten, dient hiervoor
elektrisch niet-geleidend materiaal of een geïsoleerde
metalen begrenzing te worden gebruikt.
Prikkeldraad- of scheermesdraadafrasteringen mogen
niet op een elektro-afrasteringsapparaat worden
aangesloten.
Een niet-geëlektrificeerde afrastering met prikkeldraad
of scheermesdraad kan gebruikt worden om één of
meer tegenoverliggende geëlektrificeerde draden van
een elektrische weide-afrastering te steunen. De
ondersteuningsinrichtingen voor de geëektrificeerde
draden dienen zo geconstrueerd te zijn dat deze
draden op een minimum afstand van 150 mm van het
verticale oppervlak van de niet-geëlektrificeerde
draden worden gepositioneerd. Het prikkeldraad en
scheermesdraad dienen op regelmatige afstanden te
zijn geïsoleerd.
Volg ons advies met betrekking tot de aarding op. Zie
Een aardingssysteem installeren en testen op blz. 86.
Een afstand van minstens 10 m dient te worden
aangehouden tussen de aardingselektrode van het
elektro-afrasteringsapparaat en eventuele andere
componenten die op een aardingssysteem zijn
88
aangesloten, zoals bijvoorbeeld de veiligheidsaarding
van de stroomverzorging of de aarding van het
telecommunicatiesysteem.
Verbindingsdraden die binnen gebouwen lopen,
dienen doelmatig van de geaarde gedeelten van het
gebouw geïsoleerd te zijn. Dit kan bewerkstelligd
worden door het gebruik van geïsoleerde
hoogspanningskabel.
Ondergronds lopende verbindingsdraden dienen in
een isolatiebuis van isolerend materiaal te zijn
ondergebracht. Alternatief kunnen geïsoleerde
hoogspanningskabels worden gebruikt. De
verbindingsdraden dienen tegen beschadigingen door
in de bodem zakkende dierenhoeven of wielen van
voertuigen te worden beschermd.
De verbindingsdraden mogen niet samen met
netstroom-, communicatie- of datakabels in dezelfde
isolatiebuis worden gelegd.
Verbindingsdraden en elektrische weide-
afrasteringsdraden mogen niet over bovengrondse
stroom- of communicatieleidingen lopen.
Kruisingen met bovengrondse stroomleidingen dienen
waar mogelijk te worden vermeden. Als zo'n kruising
onvermijdelijk is, dient zij onder de stroomleiding
door en zo mogelijk in een rechte hoek daarmee te
verlopen.
Als verbindingsdraden en elektrische weide-
afrasteringsdraden dichtbij een bovengrondse
stroomleiding worden geïnstalleerd, mogen de
afstanden niet kleiner zijn dan de in de onderstaande
tabel aangegeven waarden.
Minimum afstanden tussen stroomleidingen en
elektrische weide-afrasteringen
Stroomleidingsspanning
≤1.000 V
>1.000 ≤33.000 V
>33.000 V
Als verbindingsdraden en elektrische weide-
afrasteringsdraden dichtbij een bovengrondse
stroomleiding worden aangebracht, mogen zij zich
niet meer dan 3 m boven de grond bevinden. Dit
geldt voor beide zijden van de orthogonale projectie
van de buitenste geleiders van de stroomleiding op
het grondopervlak op een afstand van:
2 m voor stroomleidingen met een nominale
•
spanning onder 1.000 V;
15 m voor stroomleidingen met een nominale
•
Afstand
3 m
4 m
8 m
Need help?
Do you have a question about the speedrite Delta 1B and is the answer not in the manual?
Questions and answers