Transport En Opslag; Elektrische Aansluiting; Algemeen; Draairichtingscontrole - Homa Saniquick II-UF Series Installation And Operation Instruction Manual

Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

5. Transport en opslag

De pomp kann horizontaal of verticaal worden
getransporteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet
werpen of stoten. Bij langere opslag de pomp
beschermen tegen vochtigheid, vorst en warmte.

6. Elektrische aansluiting

6.1. Algemeen

Een vakbekwame test moet voor in gebruikname
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo,
aardlekschakelaar e.d. moeten aan de voorschriften van
de lokale
instanties voldoen. De pomp dient volgens de in
Nederland/Belgiё algemeen geldende normen op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet
overeenkomen met de voorhanden zijnde netspanning.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid
beschermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik
op beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de
motoraansluitruimte komen kan.
De elektrische aansluiting moet in overeenstemming zijn
met de geldende voorschriften. De voedingsspanning en
de frequentie zijn op het typeplaatje van de pomp en de
schakelkast af te lezen. De spanningstolerantie moet
binnen het bereik van +6% tot –10% van de netspanning
liggen. Men moet er dus op letten dat de gegevens op het
typeplaatje met de stroomverzorging overeenkomen.
HOMA kant en klare putten worden in serie met een
schakelkast geleverd.
De motoren van de pompen hebben een in de
motorwikkleing ingebouwde thermoschakelaar, die bij
oververhitting cq. overbelasting van de motor de pomp via
de schakelkast uitschakeld. Er is geen verdere
motorbescherming nodig.
De elektrische aansluiting moet in overeensteeming zijn
met de op de kabel van de schakelkast aanwezige
markering. De met stekker geleverde installaties kunnen
alleen maar op het stroom-net aangesloten worden. Een
externe storingsmelder kan aan de storingsmelduitgang
van de schakelkast aangesloten worden. Maximale
belasting:
AC 250 V, 5 A, AC 1.
6.2.
Draairichtingcontrole
Bij 1 fase motoren is een controle van de draairichting niet
noodzakelijk, daar deze altijd met de correcte draairichting
lopen.
Als de aanduiding voor verkeerde draairichting op de
schakelkast oplicht, zijn 2 fasen van de netaansluitng
verwisseld. Bij installaties met CEE-stekker kan de
faseverwisseling door 180° -draaien van de ronde
houderplaat aan de stekkerpolen met een
schroevedraaier verricht worden.

7. Montage en Installatie

7.1. Inbouw

Maximale onderdompeldiepte in acht nemen (zie
typeplaatje)
Bij gebruik in een pompput, moet de putopening na
montage van een begaanbare afdekking worden voorzien.
Schades ten gevolgen van een overstroming door
een storing aan de pomp dient de gebruiker door
trefzekere maatregelen (bijv. installatie van een
alarminstallatie, reservepomp e.d.) uit te sluiten.
De inbouwplaats moet voldoen aan de geldende
vergunningen en aan volgende faktoren:
Bestaande installaties moeten vrij toegankelijk
zijn.
Het pompstation niet in de buurt van ramen en
deuren bouwen.
Genoeg ruimte voor voor de toevoerleidingen.
De tankuitvoering correspondeert met Klasse A
(50kN). De tank is toegankelijk.

7.2. Inbouwdiepte

Het inbouwen moet volgens geldende regels en
veiligheidsvoorschriften gebeuren.
De inbouwdiepte moet minimaal 500 mm dieper
zijn als de hoogte van het pompstation.
Een vaste ondergrond creëren.
Pompinstallatie inzetten en inrichten
De put tot aan de toevoerleidingen opvullen met
b.v. grond.
Voorzichtig aandrukken.
De toevoerleiding voor de noodzakelijke
diameter openmaken, toevoer d.m.v. een
dubbelmof aansluiten op de pompinstallatie.
Verder aanvullen en afdichten met b.v. grond en
verder aansluiten.
Alle elektrische aansluitingen spanningloos
aanbrengen.
De lege kabelbuis voor de stroomvoorziening en
de niveaubesturing, tenminste DN 100, met
draad, naar de schakelkast brengen. Deze lege
kabelbuis steeds omhooglopend aanbrengen.
Veranderingen in de richting met R = min 3 x DN
uitvoeren.
Eventueel aansluiten van be- en ontluchting.
Wanneer noodzakelijk zijn er ophoogringen,
max. 3 stuks aan te brengen.
Eventuele verlengingen moeten loodrecht en in
de juiste hoek van de toevoer en stijgelementen
aangebracht worden.

7.3. Bescherming tegen omhoog drijven.

De Saniquick II-UF installaties zijn tot aan een
grondwaterstand van 1 meter onder de tankbovenkant
tegen opdrijven bestendig. Bij een hogere
grondwaterstand kan het opdrijven van de tank door de
volgende maatregelen beschermd worden:
Vastzetten aan de betonnen ondergrond.
Het opvullen van de put met beton. (De tank
hiervoor wel met water vullen).
De bodem van de tank vullen met beton.
14

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents