Honda HF1211 Original Instruction page 103

Hide thumbs Also See for HF1211:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
Aan deze connector mag geen enkele andere inrich-
BELANGRIJK
ting worden aangesloten afgezien van de acculader "CB01".
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
De elektronische kaart en de elektrische installatie zijn beveiligd door:
– een zelfherstellende beveiliging, die
de stroomkring onderbreekt, indien
er zich onregelmatigheden in de
elektrische installatie voordoen; dit
beveiligingssysteem zendt een ge-
luidssignaal uit dat u kunt uitscha-
kelen door de startsleutel te ver -
wijderen, als de oorzaak waardoor
het beveiligingssysteem in werking
getreden is verholpen is dan scha-
kelt de stroomkring zich binnen en-
kele seconden vanzelf weer in.
– een zekering (1) van 6,3 A (ver-
traagd) ter beveiliging van de hoofd-
stroomkring en de vermogens-
stroomkring die vervangen moet
worden nadat de storing verholpen is.
Verder is er een zekering van 15 A (2)
aanwezig ter beveiliging van het laad-
circuit.
Als deze beveiligingssystemen in werking treden dan stopt de machine.
Als er een zekering doorbrandt dient deze altijd door
BELANGRIJK
een andere zekering van hetzelfde type en met dezelfde waarde ver-
vangen worden en nooit door een zekering met een andere waarde.
Als het u niet lukt de oorzaak van het inwerkingtreden van de beveiligings-
systemen te verhelpen, neem dan contact op met de dealer.
DE WIELEN VERVANGEN
Zet de machine op een vlakke onder-
grond. Zet aan de kant waar het wiel
vervangen moet worden een houten
steunblok onder een dragend deel van
het chassis van de machine.
De wielen worden op hun plaats ge-
houden door een metalen borgring (1)
die u met een schroevedraaier kunt
verwijderen.
De achterwielen zijn rechtstreeks op
de steekassen gemonteerd, d.m.v. een spie die in de naaf van het wiel zit.
Voordat u de wielen opnieuw monteert moet u de wielassen altijd met vet
smeren en de beschermring en de borgring (2) precies op hun plaats doen.
Als u één achterwiel of beide achterwielen vervangt
OPMERKING
dient u erop te letten dat beide wielen dezelfde diameter hebben, zo niet
dan dient u de afstelling van het maaidek te controleren om te vermijden
dat het gazon ongelijkmatig gemaaid wordt.
DE BANDEN REPAREREN OF VERVANGEN
De banden zijn van het «Tubeless» type, zij dienen dan ook door een vak-
man gerepareerd te worden volgens de, voor dit type banden, geldende
voorschriften.
DE V-SNAREN VERVANGEN
De drijfkracht van de motor naar de achteras en van de motor naar het mes
wordt door middel van twee V-snaren verkregen. Hun levensduur hangt af
van de manier waarop de machine wordt gebruikt.
Om de V-snaren te vervangen moeten zij gedemonteerd en afgesteld wor-
den. Dit luistert nogal nauw en het is dan ook onontbeerlijk dat dit door een
erkende garage gedaan wordt.
Vervang de V -snaren zodra zij tekenen van slijtage
OPMERKING
vertonen! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE V-SNAREN!
HET MAAIDEK AFSTELLEN
Om een mooi maaibeeld te krijgen moet het maaidek juist afgesteld zijn. Het
maaidek scharniert op drie hendels en kan in de hoogte versteld worden;
stel het maaidek op een vlakke ondergrond af nadat u eerst gecontroleerd
heeft of de bandenspanning juist is.
Om een goed maairesultaat te krijgen is het verstan-
OPMERKING
dig ervoor te zorgen dat de voorkant altijd 2 - 4 mm lager is dan de ach-
terkant.
Om de evenwijdigheid met betrekking tot het gazon te regelen dient u:
– één vulstuk (1) van 26 mm onder de
voorste rand van het maaidek aan
te brengen, één van 32 mm (2) on-
der de achterste rand en de hendel
in stand «1» te zetten, ervoor zor-
gend dat de hendel in de desbe-
treffende inkeping blijft;
– de moeren (3 - 5 - 7) en de contra-
moeren (4 - 6 - 8) losser te draaien
zodat het maaidek stevig op de vul-
stukken rust;
– moer (3) bij te stellen totdat u merkt
dat de rechterachterkant van het
maaidek omhoog begint te komen,
om daarna de desbetreffende con-
tramoer (4) vast te draaien;
– moer (5) vast te schroeven op de
stang totdat u merkt dat de rechter-
voorkant van het maaidek omhoog
begint te komen, om daarna de des-
betreffende contramoer (6) vast te
draaien;
– moer (7) van de linkervoorsteun
vast te schroeven totdat u merkt dat
die kant van het maaidek omhoog
begint te komen, om daarna con-
tramoer (8) vast te draaien.
Als het niet mogelijk is om het maaidek evenwijdig te krijgen, neem dan con-
tact op met de dealer.
DE REM AFSTELLEN
Het bijstellen dient uitgevoerd te worden
met een aangetrokken handrem.
Bij modellen met
mechanische aandrijving:
Draai de moer (1), waarmee de staaf
(2) bevestigd is, los en draai aan de
moer (3) totdat een veerlengte (4)
van 46 - 48 mm aan de binnenkant
15 NL

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents