NORAUTO 2274268 Safety Information Manual page 11

Enhanced child restraint system
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 31
22. Het verbeterde kinderbeveiligingssysteem mag niet worden gebruikt zonder de hoes.
23. De hoes van het verbeterde kinderbeveiligingssysteem mag niet worden vervangen door een andere dan de door de fabrikant
aanbevolen hoes, aangezien de hoes een integraal deel van de prestaties van het beveiligingssysteem vormt.
24. De instructies kunnen gedurende de volledige levensduur van het verbeterde kinderbeveiligingssysteem op het beveiligingssysteem
worden aangebracht of kunnen in de handleiding van het voertuig worden vermeld in het geval van ingebouwde beveiligingssystemen.
WAARSCHUWINGEN OVER DE PLAATSING
1.
BELANGRIJK - GEBRUIK HET NIET VOORWAARTS GERICHT ALS HET KIND JONGER IS DAN 15 MAANDEN.
Lees en volg ALTIJD nauwgezet de instructies die worden geleverd bij uw voertuig en dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem.
2.
3.
Gebruik dit kinderzitje NIET met voertuigstoelen die zijwaarts zijn gericht.
4.
Volgens de statistieken zijn kinderen veiliger als ze goed zijn bevestigd op de achterbank in plaats van op de passagiersstoel vooraan.
5.
Gebruik dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem ENKEL op autostoelen waarvan de rugleuningen vastklikken.
6.
Laat het verbeterde kinderbeveiligingssysteem NOOIT contact maken met de binnenkant van het voertuig (de zijkant van een autodeur
of de voorste stoel) als het op een basis/voet is geïnstalleerd.
7.
Voor een verbeterd kinderbeveiligingssysteem met ISOFIX, lees eerst de handleiding van de voertuigfabrikant.
Juist
Fout
Gebruik het verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET
een autostoel met een actieve airbag.
Gebruik deze plaats alleen als ze is uitgerust met een ISOFIX
en driepuntsgordel.
8.
Alle zuigelingen moeten in een achterwaarts gericht autostoeltje zitten. Een achterwaarts gericht zitje biedt de beste bescherming
voor het hoofd, de nek en de ruggengraat van uw kind bij een plotselinge stop of botsing. Zolang uw kind nog binnen de gewichts- en
lengtegrenzen van de fabrikant valt, is het veiligst om een achterwaarts gericht zitje te gebruiken tot 40-105 cm, ≤18 kg.
9.
Verstel of verwijder de hoofdsteun van de autostoel waarin het verbeterde kinderbeveiligingssysteem wordt geïnstalleerd, zodat de
rugleuning van het verbeterde kinderbeveiligingssysteem tegen de rugleuning van de autostoel leunt.
10.
De hoofdsteun van de autostoel voor het kinderzitje moet in de laagste positie worden gezet.
11.
Zodra uw kind het achterwaards gerichte autostoeltje ontgroeid is en minstens 2 jaar oud is, tussen 76-105 cm groot is en niet meer
weegt dan 18 kg, kunt u overstappen op een voorwaarts gericht autostoeltje.
WAARSCHUWINGEN VEILIGHEIDSGORDELS
1.
PAS OP: Het is belangrijk dat het kind goed in het 5-puntsharnas zit.
2.
Zorg ervoor dat er tussen het gordelharnas en uw baby maximaal 1 vinger speelruimte is (1 cm).
3.
BELANGRIJK: Alle riemen die het kinderzitje bevestigen in het voertuig moeten strak zitten, alle gordelriemen rond het kind moeten
zijn aangepast aan het lichaam van het kind, en de riemen mogen niet gedraaid zitten.
4.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de heupgordel laag wordt gedragen, zodat het bekken stevig vastzit.
5.
Trek de veiligheidsgordel
gedraaid zit!
6.
Gebruik dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET als de riemen van het gordelharnas gerafeld of gebroken zijn, of op enige wijze
zijn beschadigd.
7.
Stel de bij dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem geleverde riemen strak in rond uw kind. Als de riemen niet juist zijn afgesteld, kan
het kind bij een ongeval uit het zitje worden geslingerd.
8.
Als het 5-puntsharnas niet goed rond het kind zit, kan het kind bij een plotselinge stop of botsing tegen het interieur van de auto
botsen. Dit kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
9.
Een juist afgestelde riem mag geen speling toelaten. Deze ligt in een relatief rechte lijn zonder slap te hangen. Deze mag niet in de huid
van het kind snijden of het lichaam van het kind in een onnatuurlijke positie duwen.
10.
WURGINGSGEVAAR: Kinderen kunnen gewurgd worden door loszittende of slechts deels vastgemaakte gordelriemen.
11.
Gebruik NOOIT kleding of dekens die verhinderen dat het gordelharnas correct wordt vastgemaakt. Een niet-vastgemaakt of niet
goed vastgemaakt kind kan tijdens een aanrijding uit het kinderzitje worden geslingerd. Leg eventuele dekens pas over het kind NADAT
het gordelharnas correct is vastgemaakt.
12.
Dit ECRS-verbeterde kinderbeveiligingssysteem is geschikt voor voertuigen die voldoen aan de norm ECE R14.
13.
WAARSCHUWING: Dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem kan alleen worden gebruikt met ISOFIX-bevestigingen. Installeer het
niet in uw auto als deze niet is uitgerust met een ISOFIX-bevestigingssysteem!
A
ISOFIX-bevestigingen
WAARSCHUWINGEN AIRBAG
1.
WAARSCHUWING: Plaats GEEN verbeterd kinderbeveiligingssysteem op de passagiersstoel vooraan uitgerust met een airbag tenzij
de airbag is uitgeschakeld. Dit kan de DOOD of ERNSTIG LETSEL tot gevolg hebben. De achterbank is het veiligst. Als uw voertuig een
airbag heeft, raadpleeg dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van het kinderzitje.
2.
Als de achterbank van uw voertuig is uitgerust met zij-airbags, raadpleeg dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van
het kinderzitje.
3.
Plaats GEEN voorwerpen tussen het verbeterde kinderbeveiligingssysteem en de zij-airbags, want een opblazende airbag kan de
voorwerpen tegen het kind slingeren.
AANVULLENDE WAARSCHUWINGEN
1.
Als het warm of zonnig is, controleer dan ALTIJD het verbeterde kinderbeveiligingssysteem op hete oppervlakken voordat u het kind
laat plaatsnemen. Het kind zou zich kunnen verbranden. Dek het verbeterde kinderbeveiligingssysteem af met een lichtgekleurde
deken als u het voertuig verlaat.
2.
Zelfs als het verbeterde kinderbeveiligingssysteem niet wordt gebruikt, moet het goed bevestigd zijn met de veiligheidsgordels in het voertuig.
3.
Een niet-bevestigd verbeterd kinderbeveiligingssysteem kan iemand verwonden bij een aanrijding.
Bevestig GEEN extra items aan dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem, zoals bekleding, speelgoed enz.
4.
5.
Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem veilig is bevestigd en of het veiligheidsharnas juist is afgesteld
voor het kind. ONTHOUD: Extra kleding aan- of uitdoen (zoals een trui of een jas) verandert de pasvorm van het gordelharnas.
ALTIJD strak aan om te controleren of deze niet gedraaid zit.
op
Gebruik
NOOIT een veiligheidsgordel die
NL
9

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents