DAB PUMPS 1 KDN Series Instruction For Installation And Maintenance page 85

DE GROEP LEVERT DE
GEVRAAGDE
KARAKTERISTIEKEN NIET.
EEN OF MEER POMPEN VAN DE
GROEP DRAAIEN, WANNEER ZE
GESTOPT WORDEN, IN
TEGENGESTELDE RICHTING.
EEN VAN DE POMPEN VAN DE
GROEP START NIET MEER
NADAT HIJ GESTOPT WERD.
DE MOTOR VAN EEN
ELEKTROPOMP VAN DE GROEP
TRILT
NEDERLANDS
1 Keuze van een groep waarvan de dimensies niet
toereikend zijn voor de karakteristieken van de installatie.
Te hoog waterverbruik ten opzichte van het debiet dat
2 geleverd kan worden door de watervoedingsbron
(reservoir, put, waterleiding etc.)
3 Draairichting van de motoren omgekeerd.
4 Eén of meer pompen verstopt.
5 Leidingen verstopt.
6 Voetkleppen verstopt of geblokkeerd (groep met
aanzuiging boven de waterspiegel).
7 Afsluitkleppen in aanzuig- en perszijde gedeeltelijk
gesloten.
8 Luchtinfiltraties in de zuigleidingen van de pompen van de
groep.
1 De betreffende terugslag- of voetkleppen sluiten niet goed
of zijn geblokkeerd.
2 De betreffende zuigleiding is niet hermetisch afgedicht.
1 Motorzekeringen doorgebrand.
2 Er arriveert geen stroom bij de spoel van de contactgever.
3 Spoel van de contactgever onderbroken.
4 De druk van de installatie arriveert niet bij de betreffende
bedieningsdrukschakelaar.
5 Bedieningsdrukschakelaar defect.
1 Er is een motorzekering doorgebrand.
2 Zekeringhouder zit los of is defect.
3 Contacten van de betreffende contactgever versleten of
defect.
4 Pomp geblokkeerd.
5 Lagers versleten.
6 Elektrische kabels gebroken.
1 De groep vervangen door een groep die geschikt is
voor de gevraagde karakteristieken.
2 Het door de watervoedingsbron leverbare debiet
verhogen.
3 De draairichting van de motoren veranderen aan de
hand van de aanwijzingen uit de paragraaf "Start".
4 De pompen demonteren en het pomphuis en de
waaiers schoonmaken en controleren of deze in
goede staat zijn.
5 Schoonmaken of vervangen.
6 Schoonmaken of vervangen.
7 De kleppen volledig openen.
8 Middels een druktest de afdichting in de
verbindingsstukken, in de koppelingen en in de
leidingen controleren.
1 De afdichting en de correcte werking controleren.
2 De afdichting controleren middels een druktest.
1 Vervangen.
2 Met een tester het elektrische circuit tot aan de
spoel zelf controleren en de eventuele gevonden
onderbreking repareren.
3 Vervangen.
4 De schakelaar verwijderen en de verbindingsmof
schoonmaken.
5 Vervangen.
1 Vervangen.
2 Vastzetten als hij los zit, vervangen als hij defect is.
3 De contactgever vervangen.
4 Deblokkeren.
5 Vervangen.
6 Controleren en repareren.
80