Stiga Villa 12 Instructions For Use Manual page 58

Hide thumbs Also See for Villa 12:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 41
NL
4.3.1 Algemene veiligheidscontrole
Onderdeel
Resultaat
Brandstofslangen
Geen lekkages.
en aansluitingen.
Elektrische kabels. Isolatie is intact.
Geen mechanische schade.
Uitlaatsysteem.
Geen lekkages bij aansluitin-
gen.
Alle schroeven zijn vastge-
draaid.
Olieleidingen
Geen lekkages. Geen schade.
Testrit
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormale geluiden.
4.3.2 Elektrische veiligheidscontrole
Controleer voor elk gebruik of het bev-
eiligingssysteem werkt.
Status
Het koppelings-/rem-
pedaal is niet inge-
trapt.
De krachtafnemer is
niet ingeschakeld.
Het koppelings-/rem-
pedaal is ingetrapt.
De krachtafnemer is
ingeschakeld.
Lopende motor. De
krachtafnemer is
ingeschakeld.
Lopende motor.
4.4
STARTEN
1. Zie afb. 10. Open de benzinekraan die zich in de
kap aan de linkerachterzijde bevindt.
2. Controleer of the bougiekabel(s) op de
bougie(s) is/zijn geplaatst.
3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld
is.
4. Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal.
5. Starten van een koude motor – zet de gashendel
helemaal in de chokestand.
Starten van een warme motor – zet de gashendel
op vol gas (ongeveer 2 cm achter de choke-
stand).
6. Trap het koppelings-/rempedaal volledig in.
7. Draai de contactsleutel om en start de motor.
8 Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen-
del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm
achter de chokestand) als u de choke gebruikt
hebt.
58
NEDERLANDS
Handeling
Resultaat
Probeer te
De motor
starten.
start niet.
Probeer te
De motor
starten.
start niet.
De bestuurder
De motor
gaat staan.
stopt dan.
Verwijder
De motor
zekering 20 A.
stopt dan.
9. Laat de machine na een koude start niet onmid-
dellijk belast werken, maar laat de motor eerst
een paar minuten warmdraaien. Op die manier
kan de olie eerst opwarmen.
Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven.
4.5
BEDIENINGSTIPS
Controleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de
motor zit. Dit is met name belangrijk bij het werk-
en op hellingen. Zie 4.2.
Wees voorzichtig bij het rijden op hell-
ingen. Start of stop niet plotseling wan-
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd
nooit dwars over een helling. Rijd van
boven naar beneden en van beneden
naar boven.
Deze machine mag op een helling van
maximaal 10° rijden.
Verminder de snelheid op hellingen en
bij scherpe bochten om controle over de
machine te houden en het risico op kan-
telen te beperken.
Draai bij rijden in de hoogste versnel-
ling en bij vol gas het stuur niet volledig
naar één kant. De machine kan dan
kantelen.
Blijf met uw handen uit de buurt van de
middensturing en de zittinghouder. An-
ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit
met de machine als de motorkap open
is.
Rijd nooit als het maaidek in de trans-
portpositie staat. Dit veroorzaakt
schade aan de aandrijfsnaar van het
maaidek.
4.6
STOPPEN
Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem
aan.
Laat de motor 1-2 minuten stationair draaien. Zet
de motor af door de contactsleutel om te draaien.
Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als
de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet
worden.
Als u de machine zonder toezicht
achterlaat, moet u de bougiekabel(s)
losmaken van de bougie(s). Trek ook de
sleutel uit het contactslot.
Direct na gebruik kan de motor bij-
zonder heet zijn. Raak de demper, de
cilinder of de koelribben niet aan. Dit
kan ernstige brandwonden veroorzak-
en.

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents