4. Springt de motor na meerdere pogingen niet aan,
start u het product zoals onder hoofdstuk 9.3 be-
schreven.
9.2
Motor starten met draadloze
afstandsbediening (C) (afb. 8)
1. Zet de brandstofkraan (11) op "ON".
2. Steek de contactsleutel (B) in het contactslot (14).
3. Draai de contactsleutel (B) in stand "RUN/ REMO-
TE".
4. Bedien nu op de draadloze afstandsbediening (C)
de "ON"-knop.
5. Springt de motor na meerdere pogingen niet aan,
start u het product zoals onder hoofdstuk 9.3 be-
schreven.
9.3
Motor starten met starterkoord
(3) (afb. 9)
LET OP
–
Laat het starterkoord niet terugschieten. Dit kan
tot schade leiden.
–
Bij koel weer kan het noodzakelijk zijn om het
startproces meerdere keren te herhalen.
1. Zet de brandstofkraan (11) op "ON".
2. Steek de contactsleutel (B) in het contactslot (14).
3. Draai de contactsleutel (B) in stand "RUN/ REMO-
TE".
4. Trek nu het starterkoord (3) snel aan tot de motor
start. Als de motor niet start, herhaalt u de werkwij-
ze.
5. Springt de motor ook na meerdere pogingen niet
aan, dient u hoofdstuk Verhelpen van storingen te
raadplegen.
AANWIJZING
Als de motor voor de eerste keer wordt gestart, zijn er
meerdere pogingen nodig, totdat de brandstof van de
tank naar de motor is verplaatst en deze aanspringt.
AANWIJZING
Als de accu van het product leeg is, kan de motor al-
leen worden gestart met het starterkoord.
Als de accu (17) volledig is ontladen, handelt u zoals in
hoofdstuk 11.5 en 12.2 beschreven.
9.4
Motor uitschakelen (afb. 10)
Laat de generator kort (ca. 30 seconden) onbelast lo-
pen, voordat u hem uitzet, zodat deze kan "nakoelen".
Schakel nu de aangesloten verbruiker uit.
1. Draai de contactsleutel (B) in stand "STOP".
2. Verwijder de contactsleutel (B) en berg hem veilig
op.
3. Zet de brandstofkraan (11) in stand "OFF".
4. Koppel de stroom los van het aangesloten product.
AANWIJZING
U kunt de contactsleutel alleen verwijderen, als de
stand "STOP" is geselecteerd.
9.5
Vulbelasting (24) (afb. 11)
De overbelastingsbeveiliging wordt actief bij een te ho-
ge vermogensafname en schakelt de 230 V~ - stopcon-
tacten (9) uit.
1. Schakel het product uit, zoals beschreven in hoofd-
stuk 9.4.
2. Koppel de stroom los van het aangesloten product.
9.6
Oliecontrolelampje (23) (afb. 11)
Het lampje gaat branden als het oliepeil te laag is en
gaat uit, zodra het juiste peil is bereikt.
9.7
Automatische
uitschakelmechanisme voor olie
(afb. 11)
Het automatische uitschakelmechanisme voor olie
wordt geactiveerd als er te weinig motorolie aanwezig
is. Het oliecontrolelampje (23) begint te knipperen, als
er te weinig olie in de motor aanwezig is. Het controle-
lampje gaat branden als de oliehoeveelheid onder de
veiligheidshoeveelheid komt. De motor wordt na korte
tijd automatisch uitgeschakeld. Het starten is pas weer
mogelijk als er motorolie is bijgevuld (zie hoofdstuk
8.3).
9.8
Energiebesparingsschakelaar
(ECO) (13) (afb. 1)
LET OP
De energiebesparingsschakelaar (ECO) is niet ge-
schikt voor toepassingen waarbij een verbruiker zeer
snel, veel energie nodig heeft.
Met de energiebesparingsschakelaar (ECO) (13) kan
het benzineverbruik worden beperkt en het geluid wor-
den gereduceerd, als er minder vermogen nodig is.
1. Stel hiertoe de energiebesparingsschakelaar (ECO)
(13) in op "1". Het aggregaat voor stroomopwekking
regelt het toerental overeenkomstig het benodigde
vermogen.
De energiebesparingsschakelaar (ECO) (13) moet op
"0" staan, als alle elektrische apparaten zijn aangeslo-
ten, die en hoge startstroom vereisen, zoals bijv. een
compressor. Ook als het aggregaat voor stroomopwek-
king wordt gestart, moet eerst de energiebesparings-
schakelaar (ECO) (13) op "0 staan.
www.scheppach.com
NL | 89
Need help?
Do you have a question about the SG3400i and is the answer not in the manual?