Langzaam olie bijvullen tot de MAX-markering.
Instructie: Luchtbellen moeten kunnen ontsnappen.
Oliesoort en vulhoeveelheid zie Technische gege-
vens.
Hulp bij storingen
GEVAAR
Verwondingsgevaar door onverwacht startend appa-
raat en elektrische schok. Voor alle werkzaamheden
aan het apparaat moet het apparaat uitgeschakeld en
de netstekker uitgetrokken worden.
Controlelampje draairichting knippert
Afbeelding 11
Polen op de apparaatstekker wisselen.
Controlelampje bedrijfsklaarheid gaat uit
–
Geen netspanning, zie "Apparaat loopt niet".
Controlelampje Service
1x knipperen
–
Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
2x knipperen
–
Fout in de spanningsverzorging of stroomopname
van de motor te groot.
Netaansluiting en netzekeringen controleren.
Klantendienst contacteren.
3x knipperen
–
motor overbelast/oververhit
Apparaatschakelaar op „0/OFF" stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
4x knipperen
–
Temperatuurbegrenzer rookgas is in werking ge-
zet.
Apparaatschakelaar op „0/OFF" stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
5x knipperen
–
Bladveerschakelaar van de beveiliging tegen wa-
tertekort verkleefd of de magneetzuiger klemt.
Klantendienst contacteren.
6x knipperen
–
Vlamsensor heeft de brander uitgeschakeld.
Klantendienst contacteren.
Controlelampje brandstof licht op
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
Controlelampje systeemonderhoud brandt
–
Fles systeemonderhoud is leeg.
Systeemonderhoud vullen.
Controlelampje reinigingsmiddel brandt
–
Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
Apparaat draait niet
–
Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding controleren.
Apparaat bouwt geen druk meer op
–
Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op „0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het apparaat met de
apparaatschakelaar meermaals in- en uitschakelen.
Druk-/volumeregeling van de pompeenheid bij een
geopend handspuitpistool open- en dichtdraaien.
Instructie: Door het demonteren van de hogedrukslang
van de hogedrukaansluiting wordt het ontluchten ver-
sneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
–
Druk is ingesteld op „MIN"
Druk op „MAX" stellen.
–
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
–
Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren (zie Techni-
sche gegevens).
Apparaat lekt, water drupt onderaan uit het
–
Pomp ondicht
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/minuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat door de klan-
tendienst laten controleren.
Apparaat schakelt constant in en uit bij een
gesloten handspuitpistool
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
Apparaat zuigt geen reinigingsmiddel aan
Apparaat bij een geopend reinigingsmiddel-do-
seerapparaat en een gesloten watertoevoer laten
draaien tot het vlotterreservoir leeggezogen en de
druk tot „0" gedaald is.
Watertoevoer opnieuw openen.
Indien de pomp nog steeds geen reinigingsmiddel aan-
zuigt, kan dat de volgende oorzaken hebben:
–
Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang verontrei-
nigd
Filter reinigen.
–
Terugslagklep vastgekleefd
Reinigingsmiddelslang verwijderen en terugslag-
klep met een stomp voorwerp lossen.
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
–
Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen.
– 7
NL
apparaat
Brander ontsteekt
51