NORAUTO 2274271 Safety Information Manual page 17

Enhanced child restraint system
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 35
INSTALLATIE MET ISOFIX EN ANKERPUNT BOVENAAN (76-105 CM)
1.
Plaats het verbeterde kinderbeveiligingssysteem op de juiste plaats,
naar voren gericht (in de rijrichting), plat op de onderkant van de
autostoel en tegen de rugleuning.
2.
Druk op de ISOFIX-knop om de twee ISOFIX-vergrendelingsarmen
aan de onderkant naar buiten te trekken.
of de indicator rood kleurt, dit betekent dat de ISOFIX-bevestigingen
ontgrendeld zijn.
OPMERKING: De ISOFIX-bevestigingspunten bevinden zich tussen het
oppervlak en de rugleuning van de autostoel.
3.
Plaats de ISOFIX-bevestigingen op één lijn met de metalen
verankeringen aan de onderkant van de rugleuning van de autostoel
en druk deze erin tot ze vastklikken.
indicator van de ISOFIX-vergrendelingsarmen groen kleurt als teken
dat ze veilig bevestigd zijn.
PAS OP: Controleer na de ISOFIX-installatie of het verbeterde
kinderbeveiligingssysteem goed vastzit. Als het verbeterde
kinderbeveiligingssysteem niet stabiel is en kan bewegen, installeer het
dan opnieuw.
4.
Kies een stand van 1 tot 4.
5.
Om de verankering bovenaan te gebruiken, maakt u deze los door
de riem losser te maken en de verankering los te klikken van het
opberganker.
OPMERKING:
Sommige
voertuigen
bevestigingspunt voor een verankering bovenaan, aan de achterkant van
de achterbank, zodat het verbeterde kinderbeveiligingssysteem bij een
ongeval niet naar voren kantelt. Controleer of uw auto hiermee is uitgerust.
6.
Om de verankering bovenaan langer te maken, drukt u op de
afstelknop van de verankering bovenaan en trekt u om de riem
langer te maken.
7.
Maak de sluiting vast aan het bevestigingspunt achter de achterbank. Er zijn drie manieren om de sluiting te bevestigen. Raadpleeg
de onderstaande afbeelding.
8.
Controleer of de klem van de verankering bovenaan strak vastzit.
OPMERKING: Voor de veiligheid van uw kind moet de verankering bovenaan tijdens het rijden strak zijn aangetrokken.
WAARSCHUWING: Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem goed is bevestigd.
INSTALLATIE MET ISOFIX EN AUTOGORDEL (100-135 CM)
OPMERKING: Wanneer u dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem als kinderzitje gebruikt, verwijdert u het 5-puntsharnas.
1.
Plaats het verbeterde kinderbeveiligingssysteem op de juiste plaats, naar voren gericht (in de rijrichting), plat op de onderkant van de
autostoel en tegen de rugleuning.
2.
Druk op de ISOFIX-knop om de twee ISOFIX-vergrendelingsarmen aan de onderkant naar buiten te trekken.
of de indicator rood kleurt, dit betekent dat de ISOFIX-bevestigingen ontgrendeld zijn.
Negeer de stappen betreffende ISOFIX, als u geen ISOFIX-connector wilt gebruiken.
OPMERKING: De ISOFIX-bevestigingspunten bevinden zich tussen het oppervlak en de
rugleuning van de autostoel.
3.
Plaats de ISOFIX-bevestigingen op één lijn met de metalen verankeringen aan de
onderkant van de rugleuning van de autostoel en druk deze erin tot ze vastklikken.
een KLIK! Controleer of de indicator van de ISOFIX-vergrendelingsarmen groen kleurt als
teken dat ze veilig bevestigd zijn.
PAS OP: Controleer na de ISOFIX-installatie of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem goed
vastzit. Als het verbeterde kinderbeveiligingssysteem niet stabiel is en kan bewegen, installeer
het dan opnieuw.
4.
Kies stand 1.
5.
Trek eerst de gordel uit het oprolmechanisme. Schoudergordel door dezelfde kant als
gordelgeleider 1, de heupgordel door dezelfde kant als gordelgeleider 3. Trek vervolgens
de schouder- en heupgordel samen lang de andere kant door gordelgeleider 3.
6.
Om het kind vast te maken met de veiligheidsgordel moet de veiligheidsgordel van het
voertuig over de twee onderste gordelgeleiders lopen met de gesp aan de buitenkant van
het verbeterde kinderbeveiligingssysteem.
7.
Plaats het schoudergedeelte in de bovenste gordelgeleider zodat de gordel goed over het
kind ligt: op het sleutelbeen, binnenkant (A) naar de schouder (B).
8.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet gedraaid zit en trek de gordel strak aan zodat deze overal plat, glad en strak langs het kind
loopt.
9.
Maak de veiligheidsgordel vast. U hoort een KLIK! Trek de veiligheidsgordel strak om te controleren of deze niet gedraaid zit.
PAS OP: Het schoudergedeelte van de veiligheidsgordel moet diagonaal naar achter lopen. U kunt de loop van de gordel aanpassen met
de verstelbare gordeldeflector van uw voertuig aan beide zijden.
U hoort een KLIK!
Controleer
U hoort een KLIK! Controleer of de
hebben
een
derde
ISOFIX-
KLIK
U hoort een KLIK!
U hoort
KLIK
NL
Controleer
15

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents