BPW ISC ZKAS Series Installation And Operating Instructions Manual page 23

4. Gebruiksaanwijzing
4. Gebruiksaanwijzing
Om de aanhanger veilig aan en af te koppelen moet:
» de vrije ruimte rond de koppelingskogel in acht wor-
den genomen. Let er ook op dat het reservewiel, het
kader en de opbouwelementen niet hinderen.
» de aanhanger gelijkmatig en zonder overschrijding van
het toegelaten laadvermogen [S] (vermeld op het type-
plaatje van de trekkogelkoppeling)) worden beladen.
» een controle worden uitgevoerd van de zekere veran-
kering van de trekkogelkoppeling: zowel van de toe-
stand van de vergrendeling zelf als van de eventuele
speling tussen de trekkogelkoppeling en de koppe-
lingskogel.
» indien tussen de koppelingskogel en de trekkogel-
koppeling speling wordt vastgesteld, wat duidelijk
wordt bij gebruik door een klopgeluid, dan betekent
dit dat de trekkogelkoppeling en/of de koppelings-
kogel versleten is. In dat geval moeten zonder verwijl
nieuwe onderdelen worden gemonteerd. De mini-
male diameter van de koppelingskogel is 49 mm. Bij
een kleinere diameter moet worden geconcludeerd
dat de kogel versleten is.
» in het geval van een vervorming en/of beschadiging
van de trekkogelkoppeling wordt veroorzaakt door
een ongeval of een overbelasting moet deze meteen
door een nieuwe worden vervangen.
» trekkogelkoppelingen zijn onderdelen die een bel-
angrijke impact hebben op het veilige straatverkeer.
Het is absoluut verboden om aanpassingen te doen
of wijzigingen aan te brengen aan de trekkogelkop-
pelingen.
4. 1. Aankoppelen
De geopende trekkogelkoppeling wordt op de koppelings-
kogel van het trekkend voertuig geplaatst (afb. 5)
Door de druklast en de eventuele extra belasting op de dissel
sluit de trekkogelkoppeling automatisch. In dat geval staan
de zijdelingse veiligheidspinnen (1) parallel ten overstaan van
de veiligheidsstrip aan het chassis. (Afb. 5)
Als de koppelingskogel goed verankerd zit in de koppelingsbe-
huizing, is het groene controlestreepje (2) zichtbaar. (Afb. 5)
open
4. 2. Activeren van de stabilisator
Om de stabilisator te activeren moet de bedieningshendel in
de gesloten stand staan (volledig naar onder tot tegen de
aanslag). (Afb. 6)
Afb. 6: stabilisator inschakelen
Hierdoor wordt de veer opgespannen zodat druk wordt uit-
geoefend tegen de frictie-elementen. Op deze manier komt
de bedieningshendel zowat parallel met de disselas. U kunt
rijden zonder ingeschakelde stabilisator, maar dit wordt niet
geadviseerd. Manoeuvreren is echter gemakkelijker zonder
ingeschakelde stabilisator.
24
gesloten,
stabilisator
uitgeschakeld
Afb. 5: Aankoppelen
gesloten,
stabilisator
uitgeschakeld
gesloten,
stabilisator
ingeschakeld