Controleren Van De Grasvanger; Controleren Van Het Brandstofpeil - Honda HRN536C Operator's Manual

Pedestian-controlled lawnmower
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1

CONTROLEREN VAN DE GRASVANGER

1. Monteer het geassembleerde frame [1] in de stoffen grasvanger [2],
en houd de hendel van de grasvanger [3] vrij.
2. Bevestig de zeven plastic clips [4] om de stoffen vanger aan het frame
vast te maken.
[2]
[4] (7)
Een grasmaaier werkt als een stofzuiger: hij blaast lucht door de zak,
waardoor het maaisel wordt opgevangen. Leeg de grasvanger altijd
voordat hij helemaal vol is. Het vermogen van de grasvanger neemt af
wanneer de zak voor ongeveer 90% vol is. Het is ook gemakkelijker de zak
te legen wanneer deze niet volgepropt is.
Inspectie
Bij normaal gebruik is het materiaal van de grasvanger onderhevig aan
veroudering en slijtage.
OPMERKING
Inspecteer de grasvanger regelmatig op scheuren, gaten en overmatige
slijtage. Controleer op noodzakelijke vervanging. Verzeker u ervan dat de
nieuwe zak voldoet aan de originele specificatie.
Als de grasvanger aan vervanging toe is, kunt u zelf een zak verwijderen
en installeren (page 14).
Installatie
1. Klap het uitwerpscherm [1]
omhoog en haak de
grasvanger [3] met de
grasvangerhendel [2] vast
aan het maaidek, zoals
afgebeeld.
2. Maak het uitwerpscherm los
om de grasvanger vast te
zetten.
Demontage
1. Klap het uitwerpscherm
omhoog, pak de
grasvangerhendel vast en
verwijder de grasvanger.
2. Maak het uitwerpscherm los.
3. Wanneer de grasvanger los
is van het uitwerpscherm,
kunt u hem optillen door de opening in de duwboom, of u kunt hem
naar de achterkant van de grasmaaier onder de duwboom
verwijderen.
VEILIGHEID
[3]
[1]
[1]
[2]
[3]

CONTROLEREN VAN HET BRANDSTOFPEIL

C12
C21
D6
Deze motor is gecertificeerd om te werken op loodvrije benzine met een
researchoctaangetal van 91 of hoger.
Vereiste brandstofspecificatie(s) om een goede werking van het
emissieregelsysteem te waarborgen: E10-brandstof zoals vastgelegd in de
desbetreffende EU-richtlijnen.
Wij raden aan na elk gebruik bij te tanken om lucht in de brandstoftank tot
een minimum te beperken.
Tank in een goed geventileerde ruimte voordat u de motor start. Als de
motor gedraaid heeft, laat hem dan afkoelen. Tank de maaier nooit bij in
een gebouw waar benzinedampen vlammen of vonken kunnen bereiken.
U mag gewone loodvrije benzine gebruiken met niet meer dan 10%
ethanol (E10) of 5% methanol per volume. Bovendien moet de methanol
cosolvents en corrosieremmers bevatten. Het gebruik van brandstoffen
met een hoger ethanol- of methanolgehalte dan hierboven aangegeven,
kan start- en/of prestatieproblemen veroorzaken. Het kan ook metalen,
rubberen en plastic onderdelen van het brandstofsysteem beschadigen.
Bovendien is ethanol hygroscopisch, wat betekent dat het water aantrekt
en vasthoudt in het brandstofsysteem. Motorschade of
prestatieproblemen die het gevolg zijn van het gebruik van een brandstof
met percentages ethanol of methanol die hoger zijn dan hierboven
aangegeven, worden niet door de garantie gedekt. Gebruik van de
hierboven aangegeven brandstof is noodzakelijk om een goede werking
van het emissieregelsysteem te waarborgen.
Indien uw toestel niet frequent of met tussenpozen wordt gebruikt (meer
dan 4 weken voor het volgende gebruik), raadpleeg dan het onderdeel
Brandstof van het hoofdstuk OPSLAG (page 16) voor bijkomende
informatie over de veroudering van de brandstofkwaliteit.
Benzine is uiterst brandbaar en explosief.
U kunt brandwonden of ernstig letsel oplopen wanneer u met
brandstof omgaat.
• Stop de motor en laat hem afkoelen.
• Houd hitte, vonken en vlammen uit de buurt.
• Hanteer brandstof alleen buiten.
• Dweil gemorste vloeistoffen onmiddellijk op.
Gebruik nooit verouderde of vervuilde benzine of een
olie/benzine-mengsel. Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank
komt.
OPMERKING
Brandstof kan verf en kunststof beschadigen. Zorg ervoor dat u geen
brandstof morst wanneer u uw brandstoftank vult. Schade veroorzaakt door
gemorste brandstof wordt niet door de garantie gedekt.
Verwijder de tankdop en controleer het brandstofpeil. Vul de tank bij tot
aan de bovenste limiet [1] als het brandstofpeil laag is. Vul zorgvuldig bij
om morsen van brandstof te voorkomen. Vul niet te veel bij; er mag geen
brandstof in de hals van de vulpijp blijven zitten.
Draai na het tanken de dop van de brandstoftank goed vast.
Verplaats de maaier ten minste 3 meter van de brandstofbron en locatie
voordat u de motor start.
WAARSCHUWING
53 mm
[1]
B3
VEILIGHEID
5 NL

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents