Briggs & Stratton 725 Series Operator's Manual page 73

Snelheidsaanpassing carburateur en motor
Pas nooit de carburateur of het motortoerental aan. De carburateur is in de fabriek
ingesteld om onder de meeste omstandigheden doeltreffend te werken. Knoei niet met
de regulateurveer, verbindingen of andere onderdelen om het motortoerental te wijzigen.
Neem contact op met een Briggs & Stratton Geautoriseerd Service Center voor
onderhoud.
LET OP: De fabrikant van de apparatuur heeft het maximale toerental voor de motor
zoals geïnstalleerd op de apparatuur bepaald. Overschrijd dit toerental niet. Als u niet
zeker weet wat het maximale toerental voor de apparatuur is of welk motortoerental er in
de fabriek is ingesteld, neem dan contact op met een Briggs & Stratton Geautoriseerd
Service Center voor hulp. Voor een veilige en correcte werking van de apparatuur mag
het motortoerental alleen door een kwalificeerde onderhoudsmonteur worden aangepast.
Uitlaat en vonkenvanger inspecteren - Afb. 1
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden zeer heet.
Bij contact kunnen er ernstige brandwonden ontstaan.
Brandbaar vuil zoals bladeren, gras en hout kan in brand raken.
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.

Verwijder opgehoopt vuil uit het uitlaat- en cilindergebied.

In Californië is het een overtreding van de California Public Resource Code,

paragraaf 4442, om de motor te gebruiken of te laten draaien in bosgebied of op
land met struiken of gras tenzij het uitlaatsysteem is voorzien van een
vonkenvanger, zoals gedefinieerd in paragraaf 4442, die zodanig is
onderhouden dat hij goed werkt. Andere staten of landen kunnen soortgelijke
wettelijke voorschriften hebben. Neem contact op met de fabrikant van de
apparatuur, de verkoper of de dealer voor de aanschaf van een vonkenvanger
die geschikt is voor het uitlaatsysteem dat op deze motor is geïnstalleerd.
Verwijder opgehoopt vuil rondom de geluiddemper en de cilinder. Controleer de
geluiddemper (H, Afb. 1) op scheurtjes, corrosie en andere beschadigingen. Verwijder
waar aanwezig de vonkenvanger en controleer deze op beschadigingen en verstopping
door koolvorming. Als u beschadigingen aantreft, monteer dan vervangingsonderdelen
voordat u het apparaat weer gebruikt.
WAARSCHUWING:
Vervangingsonderdelen moeten identiek zijn
aan de originele onderdelen en op dezelfde plaats worden gemonteerd. Andere
onderdelen bieden mogelijk minder goede prestaties, ze kunnen het apparaat
beschadigen en mogelijk letsel veroorzaken.
De bougie vervangen - Afb. 8
Controleer de elektrodeafstand (A, Afb. 8) met een draadvoeler (B). Stel zo nodig de
afstand af. Installeer de bougie en draai deze vast met het aanbevolen aanhaalkoppel.
Zie voor afstelling van de afstand of het aanhaalkoppel het hoofdstuk Specificaties .
Let op: In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor van een
weerstandsbougie om ontstekingssignalen te onderdrukken. Indien deze motor origineel
was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging hetzelfde type
bougie.
Olie verversen - Afb. 1
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis boven, dan moet de brandstoftank leeg zijn,

anders kan er brandstof uitlekken wat kan leiden tot brand en explosie.
Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier afgevoerd worden. Niet met
huishoudelijk afval afvoeren. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, servicecentrum of
dealer voor veilige manieren om af te voeren/te recyclen.
Olie verwijderen
U kunt de olie aftappen vanuit het onderste aftapgat, het aftapgat aan de zijkant of vanuit
de olievulbuis boven.
1. Ontkoppel, met de motor uitgeschakeld maar nog steeds warm, de bougiekabel (A)
en houd deze weg van de bougie (Afb. 9).
2. De motor is uitgerust met een olieaftapopening in de bodem (G, Afb. 1) en/of een
zijaftapopening. Verwijder de olieaftapplug. Tap de olie af in een goedgekeurde
opvangbak.
Let op: Een van de weergegeven olieaftappluggen (G) kan in de motor zijn
gemonteerd.
9 10 11
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olieaftapplug en draai deze vast.
4. Als u de olie aftapt vanuit de olievulbuis (E), houd dan de bougiekant van de motor
(F) omhoog (Afb. 10).Tap de olie af in een goedgekeurde opvangbak.
:
WAARSCHUWING
olievulpijp, dan moet de brandstoftank leeg zijn, anders kan brandstof weglekken,
wat brand of een explosie kan veroorzaken. Laat de brandstoftank leeglopen door
de motor te laten draaien totdat deze stopt door brandstofgebrek.
Olie bijvullen
Plaats de motor waterpas.

Reinig rond de olievulopening.

Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.

1. Verwijder de peilstok (G) en veeg deze af met een schone doek (Afb. 11).
2. Giet de olie langzaam in de olietank van de motor (H). Niet te vol gieten. Wacht na
het vullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil dan weer.
3. Plaats de peilstok terug en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het peil moet bij de bovenkant van de
markering "full" (J) op de peilstok staan.
5. Plaats de peilstok terug en draai hem vast.
Luchtfilter onderhouden - Afb. 12
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien de motor

hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
LET OP: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om het luchtfilter te reinigen.
Perslucht kan het filter beschadigen en oplosmiddelen zullen het filter oplossen.
Het luchtfiltersysteem bestaat uit een gevouwen filter met een optioneel voorfilter. Het
voorfilter kan worden uitgewassen en opnieuw gebruikt.
1. Draai de bout (A) los waarmee het deksel (B, Afb. 12) vast zit.
2. Open het deksel en verwijder het voorfilter (C) en het filter (D).
3. Tik het filter voorzichtig tegen een hard oppervlak om vuil los te maken. Wanneer het
filter erg vuil is, vervang het dan door een nieuw filter.
4. Was het voorfilter in een vloeibaar oplosmiddel en water. Laat het dan grondig
drogen. Breng geen olie aan op het voorfilter.
5. Monteer het droge voorfilter tegen het filter met de lip (E) van het voorfilter tegen de
onderkant van de filtervouwen.
6. Het filter installeren.
7. Installeer de dekselnokken (F) in de sleuven (G).
8. Sluit het deksel en zet het vast met de bevestiging.
Brandstoffilter vervangen - Afb. 6
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Houd alle brandstof weg van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte en

andere ontstekingsbronnen.
Controleer brandstofslangen, tank, dop en nippels regelmatig op barsten of

lekkages. Zo nodig vervangen.
Wanneer u het brandstoffilter reinigt of vervangt, moet u eerst de brandstoftank

aftappen of de brandstofkraan dichtdraaien.
Vervangingsonderdelen moeten hetzelfde zijn en op dezelfde manier

geïnstalleerd worden als de originele onderdelen.
Indien brandstof gemorst wordt, wachten tot deze verdampt is voordat de motor

gestart wordt.
1. Voordat u het brandstoffilter vervangt (A, Afb. 6), indien hiermee uitgerust, moet u
eerst de brandstoftank aftappen of de brandstofkraan dichtdraaien. Anders kan er
brandstof lekken en brand of explosie veroorzaken.
2. Druk de lipjes (B) op de klemmen (C) samen met een tang en schuif de klemmen
daarna weg van het brandstoffilter. Trek de brandstofleidingen (D) draaiend van het
brandstoffilter af.
3. Controleer de brandstofleidingen en -aansluitingen regelmatig op scheurtjes of
lekkage. Zo nodig vervangen.
4. Vervang het brandstoffilter door een origineel (OEM) vervangingsfilter
5. Zet de brandstofleidingen vast met de klemmen zoals in de afbeelding is te zien.
nl
Indien u de olie aftapt via de bovenkant van de
73