Ferroli ATLAS D 32 CONDENS SI UNIT Instructions For Use, Installation & Maintenance page 78

Hide thumbs Also See for ATLAS D 32 CONDENS SI UNIT:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 39
3.4 Aansluiting van de brander
De brander is uitgerust met slangen en een filter voor aansluiting op de olietoevoerlei-
ding. fig. 18Laat de slangen uit de achterwand steken en installeer het filter zoals ver-
meld in .
fig. 18 - Installatie brandstoffilter
Het olietoevoercircuit moet tot stand gebracht worden volgens een van onderstaande
schema's, waarbij de in de tabel weergegeven lengte van de leidingen (LMAX) niet over-
schreden mag worden.
fig. 19 - Zwaartekrachtvoeding
fig. 20 - Voeding door aanzuiging
fig. 21 - Sifonvoeding
fig. 22 - Ringvoeding
78
NL
ATLAS D 32 CONDENS SI UNIT
3.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
B
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen bereikt wanneer het correct geaard
is, overeenkomstig de geldende veiligheidsnormen. Laat door een vakman controleren of de
aarding efficiënt en afdoende is. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
ontstaat doordat de installatie niet geaard is. Laat bovendien controleren of de elektrische in-
stallatie geschikt is voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt opgenomen (dit
staat vermeld op de typeplaat van de verwarmingsketel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder stekker, voor
aansluiting op het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten worden gerealiseerd met een va-
ste aansluiting, door middel van een tweepolige schakelaar met een opening tussen de contacten van
minstens 3 mm; er moeten zekeringen van max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn worden geplaatst.
Het is belangrijk dat de polariteiten (LIJN: bruine draad / NEUTRAAL: blauwe draad / AARDE: geel-gro-
ene draad) in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektriciteitsleiding. Zorg er bij het instal-
leren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2 cm langer is dan de andere.
B
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervangen. Als de
kabel beschadigd is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en dient u zich voor vervan-
ging van de kabel uitsluitend tot gekwalificeerde vakmensen te wenden. Als de elektrische
voedingskabel vervangen wordt, mag uitsluitend een kabel "HAR H05 VV-F 3x0,75 mm2 wor-
den gebruikt met een buitendiameter van maximaal 8 mm.
Omgevingsthermostaat (optie)
B
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN HEBBEN.
DOOR 230 V. AAN TE SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT
WORDT DE ELEKTRONISCHE KAART ONHERSTELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of timers, mag de voeding voor deze voor-
zieningen niet van hun schakelcontacten worden genomen. De voeding ervan moet recht-
streeks door het net of door batterijen worden geleverd, afhankelijk van het type voorziening.
Toegang tot het elektrische klemmenbord
Draai de twee schroeven "A" op het paneel los en verwijder het deurtje
3.6 Aansluiting op het rookkanaal
Het apparaat moet aangesloten worden op een rookkanaal dat ontworpen en gebouwd is in overeen-
stemming van de geldende normen. De leiding tussen de ketel en het rookafvoerkanaal moet vervaar-
digd zijn van voor dit doel geschikt materiaal, dat wil zeggen bestendig tegen de temperatuur en tegen
corrosie. Geadviseerd wordt de afdichting van de verbindingspunten goed te onderhouden.
3.7 Afsluiting van condensafvoer
De condensafvoer van het apparaat moet aangesloten worden op een geschikt afvoernet. Houd
rekening met de specifieke plaatselijke en landelijke voorschriften inzake afvloeien van conden-
swater in het afvalwaternet. Het verdient aanbeveling om bij gebruik van ketels die niet uitsluitend
werken op olie met een laag zwavelgehalte (gehalte S<50 ppm) te voorzien in een systeem voor
condensneutralisatie.
Sluit de condensafvoerleiding op de achterkant van de verwarmingsketel (detail A - fig. 24) aan
op het condensneutralisatiesysteem en op het afvalwaternet. De condensafvoerleidingen moeten
zuurbestendig zijn en minstens 3° naar de afvoer hellen, zonder vernauwingen of verstoppingen.
B
BELANGRIJK. Alvorens het apparaat in werking te stellen de sifon met water vullen.
LET OP: het apparaat mag nooit in werking worden gesteld met lege sifon!
Controleer regelmatig of er water in de sifon staat.
cod. 3541G830 - Rev. 03 - 04/2018
fig. 23 - Toegang tot het elektrische klemmenbord
fig. 24 - Condensafvoer

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents