Nederlands - Scott Autoflow Instructions For Use Manual

Table of Contents

Advertisement

60
Ventilatoreenheid Profl ow
1. Algemeen
Autofl ow is een systeem voor ademhalingsbescherming dat dient om de gebruiker van schone,
o
gefi lterde lucht te voorzien in een gezondheidsgevaarlijke omgeving.
Het ventilatorapparaat bestaat uit een aan een riem te dragen blazer met een batterij en twee
o
fi lters.
De ademlucht wordt met elektronisch control door de fi lters geleid en vervolgens via de ademslang
o
naar het gelaatsstuk gevoerd.
2. Gebruiksbeperkingen
2.1
Filtertoestellen mogen niet worden gebruikt wanneer de omstandigheden onbekend zijn. Gebruik
bij twijfel altijd een isolerend ademhalingstoestel dat onafhankelijk van de omgevingslucht
functioneert.
2.2
Filtertoestellen mogen niet worden gebruikt in nauwe ruimtes (bijv. tanks, tunnels) waarin
zuurstoftekort kan ontstaan of waarin zware zuurstofverdringende stoffen (bijv. kooldioxide)
voorkomen.
2.3
Filtertoestellen mogen alleen worden gebruikt wanneer de verontreinigde lucht 18–23 vol.%
zuurstof bevat.
2.4
Gasfi lters bieden geen bescherming tegen partikels, en partikelfi lters op hun beurt beschermen
niet tegen gassen of dampen. Gebruik bij twijfel altijd een combinatiefi lter.
2.5
De normale fi ltertoestellen bieden geen bescherming tegen bepaalde gassen, zoals CO
(koolmonoxide), CO
2.6
Partikelfi lters mogen slechts eenmaal tegen radioactieve stoffen of micro-organismen (virussen,
bacteriën, schimmel en sporen) gebruikt worden.
2.7
De bescherming is waarschijnlijk onvoldoende als een baard, haren, brilmontuur of kleding tussen
het gezicht en de afdichtrand blijven zitten.
2.8
Bij gebruik van het ademhalingstoestel in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de hiervoor
geldende voorschriften opgevolgd worden.
2.9
Tijdens het gebruik van het ademhalingstoestel moet de ventilatorapparaat ingeschakeld zijn.
Indien deze namelijk uitvalt, werkt het toestel niet langer als adembescherming, en is het mogelijk
dat er in korte tijd een ophoping van kooldioxide ontstaat. Deze situatie geldt als een uitzonderlijke
toestand.
2.10 Bij een te hoge ademfrequentie kan het zijn dat er in het gelaatsstuk negatieve druk (onderdruk)
ontstaat tijdens pieken van de inademing.
2.11 Bij windsnelheden van meer dan 2 m/s kan de bescherming afnemen..
2.12 Aanbevolen gebruiksomstandigheden -10 °C...+30 °C, relatieve vochtigheid (RH) minder dan
75 %.
2.13 De fi lters mogen niet rechstreeks aan de gelaatsscherm of de ademslang worden bevestigt.
(kooldioxide) en N
(stikstof).
2
2

NEDERLANDS

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents